Les 3, 11.3

1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Herhalen 11.2 Kahoot
  • Uitleg 11.3
  • Aan de slag met opdrachten
  •  Oude examens oefenen 11.3
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kahoot

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
• Je kunt uitleggen wat een homozygoot en een heterozygoot genotype is.
• Je kunt uitleggen wat een dominant en een recessief gen is.
• Je kunt genotypen noteren in letters.
• Je kunt uitleggen wat een intermediair fenotype is.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

11.3 Je lijkt op

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Chromosomen
Chromosomen -> genen -> erfelijke eigenschappen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

chromosomen en genen  
  • Een gen is een stukje chromosoom met 1 erfelijke eigenschap.  Bijv oogkleur
  • Een chromosoom heeft heel veel genen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Heterozygoot of homozygoot
  • Iemand met twee gelijke allelen noem je homozygoot. 
  • Iemand twee verschillende allelen noem je heterozygoot. 

Cel en DN

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Homozygoot/heterozygoot
  • Homozygoot   => twee dezelfde allelen
  •  => AA --> homozygoot dominant
  •   => aa -->  homozygoot recessief

  • Heterozygoot => twee verschillende allelen
  •   => Aa   => je ziet de dominante eigenschap

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe noteren we dit?

Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa

Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden


Kies altijd een letter waarbij de hoofletter niet lijkt op de  kleine letter. DUS GEEN C, J of K!!!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Intermediair : Beide genen komen tot uiting bij intermediair fenotype! Soms zijn twee genen even sterk.
We praten dan niet van dominant / recessief maar van een intermediair
 fenotype.

Slide 11 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zijn er nog vragen:

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten maken
- Zelfstandig of in groepjes opdrachten maken(Keuze aan jullie)
- Zoek een plekje op in het lokaal waar je rustig kan werken
timer
15:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

homozygoot is
A
twee verschillende genen
B
twee dezelfde genen
C
een gen die dominant is en een gen die recessief is

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Heterozygoot
A
AA
B
aa
C
Aa

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is Heterozygoot?
A
Twee verschillende allelen voor het zelfde eigenschap.
B
Twee verschillende allelen voor verschillende eigenschappen.
C
Twee dezelfde Allelen voor verschillende eigenschappen.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen homozygoot en heterozygoot?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Combineer het juiste genotype met de juiste omschrijving
Homozygoot dominant
Intermediair fenotype
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Aa
aa
AA
ArAw

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Begrippencheck:
Homo- en heterozygoot?
Allel?
Dominant en recessief?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

De 1e cavia heeft een bruine vacht, is homozygoot voor de vachtkleur. Bruin is dominant. 
De 2e cavia heeft een witte vacht en is ook homozygoot.  
De 'andere cavia' is ook bruin maar deze heeft een ander genotype dan de 1e cavia.  Welk genotype hebben de cavia's?



Bb
BB
bb
'Andere cavia'

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Het gen van je oogkleur is Aa. Is dit gen homozygoot of heterozygoot?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot 

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Homozygoot dominant, heterozygoot en homozygoot recessief
A
Homozygoot recessief Aa
B
Heterozygoot: beide genen zijn gelijk
C
Homozygoot dominant wordt onderdrukt
D
Heterozygoot: Cc

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Homozygoot
Homozygoot
Homozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Een homozygote plant voor de kleur geel (Info: geel is dominant).
Een heterozygote plant voor de kleur roze.
Een homozygote plant voor de kleur paars (Info: paars is recessief).
Wat zijn de genotypen van de planten?



Bb
BB
bb

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

De meeste mensen hebben ‘losse’ oorlelletjes, maar er zijn ook mensen met ‘vaste’ oorlelletjes. De vorm van de oorlelletjes is erfelijk bepaald.
Een vrouw en een man met losse oorlelletjes hebben twee kinderen. Deze hebben beiden losse oorlelletjes en zijn homozygoot voor deze eigenschap.

Valt uit het bovenstaande op te maken of het gen voor losse oorlelletjes dominant of recessief is?

A
Ja, dit gen is dominant.
B
Ja, dit gen is recessief.
C
Nee, dat valt uit het bovenstaande niet op te maken.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief, of is het niet uit de gegeven op te maken?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Stel je voor, de kleur van de vacht bij muizen is intermediair. 

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het intermediaire genotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welke kat heeft
een intermediair
fenotype?
A
Birmese kat
B
Tonkinese kat
C
Siamese kat
D
Geen van allen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Hiernaast zie je een voorbeeld van een intermediaire kruising.
A
juist
B
onjuist
C
niet te zeggen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Je gaat nu de examenvragen maken, succes!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1. Welk geslachtschromosoom kan voorkomen in een zaadcel van een galapagos-pinguïn?
A
een W-chromosoom
B
een Z-chromosoom
C
een W-chromosoom of een Z-chromosoom

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 2. Sommige mensen zijn niet in staat om pigment te vormen in hun huid, in hun haren en in de iris van hun ogen. Zo iemand wordt een albino genoemd.
Bij mensen is het gen voor albinisme recessief. Een echtpaar krijgt een tweeling. De ene baby heeft een donkere huid. De andere baby is een albino.

Kan deze tweeling één-eiig zijn? En twee-eiig?
A
alleen één-eiig
B
zowel één-eiig als twee-eiig
C
alleen twee-eiig

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Vrag 3. Er bestaan enkele ziekten die tot gevolg hebben dat het bindweefsel veel te slap is. Alle ziekten uit deze groep zijn erfelijk en er zijn verschillende genen die zo’n ziekte kunnen veroorzaken. Sommige van die genen zijn dominant, andere zijn recessief. Beide mannen komen uit families waarin een ziekte uit de groep voorkomt. Naast de ouders zijn de chromosomen afgebeeld waarop een gen dat zo’n ziekte veroorzaakt, zich kan bevinden. Bij welke van de twee mannen is het gen recessief, bij de man van paar P of bij de man van paar Q?
A
P
B
Q

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
  • De twee vragen "Hoe bewijs je dat je het leerdoel beheerst?''
 en ''Wat heb ik geleerd en waar moet ik nog extra aandacht aan besteden?'' uitwerken voor de leerdoelen .

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions