Imperative

Imperative
Gebiedende wijs
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Imperative
Gebiedende wijs

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Imperative/ Gebiedende wijs
In dieser Stunde wiederholen wir die verschiedenen Formen des Imperatives.

Slide 3 - Slide

Toepassing

Met de gebiedende wijs gebieden wij iemand iets te doen!

Beispiel:

Halten Sie!

Steigen Sie ein!

Fahren Sie mich zum Bahnhof!

Slide 4 - Slide

Drie vormen

Enkelvoud

Meervoud

Beleefdheid

Slide 5 - Slide

Gebiedende wijs enkelvoud

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

Soms met -e bij werkwoorden met een d-t / m-n in de stam

Beispiel:
Antworte, bitte - Atme durch!
Waarom -du- vorm?
ich spreche
du sprichst-> gebiedende wijs enkelvoud wordt-> sprich!

Slide 6 - Slide

Gebiedende wijs meervoud

Voor deze vorm gebruik je de ihr vorm. Dus stam + t. Voorbeelden:

-Sprecht Kinder!

-Hört mich AN (luister naar mij)

-atmet!  (adem!)

Slide 7 - Slide

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm

Dit is de u-vorm.

Hoe je hem maakt: hele werkwoord + Sie

Dus:

Schlafen Sie doch!  

Atmen Sie doch, Herr Rot!



Slide 8 - Slide

Uitzonderingen: haben en sein
           Haben                        Sein
ev      hab(e)                         sei
mv    habt                             seid
B.       haben Sie                 seien Sie

Slide 9 - Slide

Samengevat

Enkelvoud = stam van du- vorm  (Let op! +e bij stam op d/t, m/n)

Meervoud = ihr- vorm

Beleefdheid= hele werkwoord + Sie

Haben& sein = leven eigen leven

Slide 10 - Slide

Mal üben!

Slide 11 - Slide

Beleefdheid (kommen) ...
Komt u naar huis
A
Kommt nach Hause
B
Kommen Sie nach Hause
C
Kommt Sie nach Hause
D
Kömmen Sie nach Hause

Slide 12 - Quiz

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
A
Lasst
B
Lasse
C
Lass
D
Lassen Sie

Slide 13 - Quiz

Let op!


Bij een stam op een d,t
krijg je een extra-e
antworten- antwort-> ihr antwort-et

Slide 14 - Slide

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 15 - Quiz

Gebied. wijs ev van "denken"
A
denkt
B
denken Sie
C
denk
D
denkst

Slide 16 - Quiz

gebied. wijs e.v van sprechen
A
sprech
B
sprecht
C
sprich

Slide 17 - Quiz

Gebied wijs mv tragen
A
trägt
B
tragt
C
trage

Slide 18 - Quiz

gebied. wijs beleefdheid
sprechen
A
spricht
B
sprechen Sie
C
sprechen

Slide 19 - Quiz

gebied. wijs beleefdheidsvorm
denken

A
denken
B
denk
C
denken Sie

Slide 20 - Quiz