Hf 1 - 1.1 (deel 2)

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek (en schrift)
Rekenmachine
Laptop


1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek (en schrift)
Rekenmachine
Laptop


Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Terugblik - afronding
  2. Uitleg en instructie 1.1. (deel 2)
  3. Maakwerk voor vandaag 
  4. Quiz
                                                         

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58

Slide 4 - Quiz

Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535

Slide 5 - Quiz

Afronden
€ 3,53529 wordt
A
€ 3,5352
B
€ 3,54
C
€ 3,53
D
€ 3,535

Slide 6 - Quiz

Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79

Slide 7 - Quiz

Voorbeeld Afronden

Jan en Cees gaan een appartement delen. De huur per maand is 965,23 euro per maand. Hoeveel zullen ze elk betalen aan huur permaand? Rond tot 2 decimalen af.
A
€ 457,87
B
€ 482,615
C
€ 482,62
D
€ 483,00

Slide 8 - Quiz

Reken uit:
Hoeveel is 7% van € 125 ?
A
€ 8, 75
B
€ 1,43
C
€ 1,44
D
€ 9

Slide 9 - Quiz

2.599,95
M .   HD    TD    D  .  H    T    E  ,  cc
                             2  .  5    9    9  ,  95

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet/kan ik ...
  1. ...wat zelfvoorziening is
  2. ...wat consumeren is
  3. ...het verschil tussen gebruik en verbruik

Slide 11 - Slide

Afronden
  1. Afronden op hele getal, 1 cijfer na de komma of 2 cijfers na de komma?
  2. Kijk naar de buurman
  3. Is de buurman groter dan 5? Rond naar boven af
  4. Is de buurman kleiner dan 5? Rond naar beneden af

Slide 12 - Slide

Geldbedrag noteren
  • 2 decimalen (centen)
  • Je schrijft een komma (,) MAAR op je rekenmachine toets je een punt (.) in!
  • Bij duizendtallen schrijf je een punt, niet op je rekenmachine intoetsen!
1.260,75

Slide 13 - Slide

Consumeren en zelfvoorziening
Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet/gebruikt
Zelf iets maken waarmee je in je behoeften kunt voorzien.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

0

Slide 16 - Video

Verbruiksgoederen (kun je maar één keer verbruiken) Tip: je verbruikt het!
Gebruiksgoederen (kun je meerdere keren gebruiken)

Slide 17 - Slide

Gemiddelde berekenen
Gemiddelde = totaal : het aantal

Voorbeeld: Bereken de klasgemiddeld.
Lize            6
Rimke       6,7
Jim             8     
Totaal       20,7 : 3 = 6,9

Slide 18 - Slide

Maakwerk
BK
Maak vanaf blz. 10 opgaven 7 t/m 19.
KM
Maak vanaf blz. 9 opgaven 7 t/m 15

Maak de Samenvatting van 1.1. en
Leer de Begrippen van 1.1. op blz. 34/35 (BK) 26/27 (KM)



Slide 19 - Slide

Maakwerk
OIn je schrift:
BK: Rekenopdrachten blz. 46 opgaven 29 t/m 31
KM: Rekenopdrachten blz. 34 opgaven 4 en 5





timer
15:00
1
1
2

Slide 20 - Slide

  • Wat is het verschil tussen zelfvoorziening en consumeren?
  • Wat is het verschil tussen gebruik en verbruik?
  • Voorbeelden?

Slide 21 - Slide

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 22 - Slide