This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Leerdoelen
Je weet het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid.
Je kunt met behulp van het brp gebieden indelen naar welvaart.
Je begrijpt welke nadelen het bbp/inwoner als maat van welvaart heeft.
Je kunt uitleggen wat overheden kunnen doen om ongelijkheid te verkleinen.
Slide 3 - Slide
Herhaling van de sectoren uit 4.2
Slide 4 - Slide
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 5 - Quiz
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 6 - Quiz
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 7 - Quiz
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 8 - Quiz
Formele en informele sector
De formele sector = Het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid. Dit zijn de inkomsten uit de primaire, secundaire en tertiaire sector.
Deinformele sectorof scharreleconomie = Het niet-officiële deel van de economie. De activiteiten van deze sector komen niet in de statistieken van de overheid terecht. VB: Een schoenpoetser of straatverkoper.
Slide 9 - Slide
VB: De informele sector: Een messenslijper in Havana, de hoofdstad van Cuba.
De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld.
Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken..
Deze grote verschillen noem je sociale ongelijkheid.
Slide 10 - Slide
Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt meer voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte
Slide 11 - Quiz
Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen
Slide 12 - Quiz
De verdeling van welvaart in de VS
Vraag: Welke conclusie kun je hieruit trekken?
Slide 13 - Slide
4.3 Sociale ongelijkheid
De rijkdom in de Verenigde Staten is oneerlijk verdeeld.
Van iedere 100 dollar in de VS krijgt 90% van de bevolking 17 dollar.
De rest van het geld gaat naar de rijken en superrijken.
Deze grote verschillen noem je sociale ongelijkheid.
Sociale ongelijkheid = verschillen in inkomen tussen groepen mensen in een land.
Alleen kijken naar het BBP/hoofd heeft dus nadelen, want het zegt niets over de verschillen binnen in een land.
Slide 14 - Slide
Ruimtelijke ongelijkheid
Bbp/inwoner geeft de ongelijkheid tussen landen aan.
Brp/inwoner geeft de ongelijkheid binnen een land aan.
Brp/inwoner = het bruto regionaal product is alles wat er in een jaar in een regio verdiend wordt, gedeeld door het aantal inwoners van de regio.
Deze verdeling in arm en rijk kun je ook vaak terug vinden binnen landen. Dit heet: regionale ongelijkheid of ruimtelijke ongelijkheid.
Slide 15 - Slide
Regionale ongelijkheid in Mexico
Waar staan de letters A, B en C voor?
Kies uit:
Semi-periferie
Centrum
Periferie
Wat is het gevolg?
Mensen trekken in arme landen van arme gebieden naar de rijkere gebieden in het land. Dus van C naar A of B en van B naar A.
Slide 16 - Slide
Ongelijkheid is soms letterlijk te zien.
Sloppenwijken = Zelfgebouwde (illegale) woningen, vaak op een ongeschikte locatie gebouwd.
Slide 17 - Slide
Aan de slag (10 min stilte)
- 4.3 opdracht 5 en 6
- 4.4 lezen
- 4.4 opdracht 1 t/m 4.
timer
10:00
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
To do:
Lees en maak 4.3 opdracht 1 t/m 5?
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Wat is het verschil tussen de formele en de informele sector?
Slide 23 - Open question
Wat is het verschil tussen sociale ongelijkheid en regionale ongelijkheid?
Slide 24 - Open question
Hoe kunnen we een land indelen op basis van welvaart?
Slide 25 - Open question
Waarom moet je uitkijken met het meten van welvaart aan de hand van het BBP/hoofd?