Handel in slaven A2

Handel in slaven
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BurgerschapISK

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Handel in slaven

Slide 1 - Slide

Wat was het doel van de VOC en de WIC?

A
Les geven
B
Handel drijven
C
Oorlog voeren

Slide 2 - Quiz

Peper
Slavernij

Suikerriet

Slide 3 - Drag question

Welk product werd niet genoemd in de tekst?
A
Koffie
B
Suiker
C
Chocolade

Slide 4 - Quiz

Waarom werkten de VOC en WIC samen met handelaren uit Holland en Zeeland?
A
Voor meer geld
B
Voor voedsel
C
Voor feestjes

Slide 5 - Quiz

Combineer de producten met het continent waar ze vandaan kwamen:
Peper
Slaven
Suiker
Azië
Amerika
Afrika

Slide 6 - Drag question

Waarom was de reis voor slaven vreselijk?

A
Ze waren zeeziek
B
Ze waren opgesloten en ziek
C
Ze wilden niet naar Amerika

Slide 7 - Quiz

Slavernij
Slavenhandel

Slide 8 - Drag question

Wat is een ‘Gouden Eeuw’?
A
Een oorlog
B
Een vakantie
C
Een periode met veel geld

Slide 9 - Quiz

Wat hoort bij wie?
de planter
de plantage
protest tegen slavernij

Slide 10 - Drag question

Waarom verdienden handelaren veel geld?

A
Ze verkochten dure producten
B
Ze kregen hulp van de koning
C
Ze gaven les

Slide 11 - Quiz

Wat betekent “niet menselijk” in de tekst?
A
Niet goed voor mensen
B
Iets voor dieren
C
Normaal

Slide 12 - Quiz

Wat gebeurde er met slaven die probeerden te vluchten?
A
Ze kregen geld
B
Ze werden gestraft
C
Ze kregen vakantie

Slide 13 - Quiz

Waarom hadden plantages slaven nodig?

A
Om planten te verkopen
B
Om hard te werken
C
Om koffie te drinken

Slide 14 - Quiz

Welke 3 zinnen zijn juist?
Juist
Onjuist

De VOC werd in 1602 opgericht.

De VOC handelde met Portugal en Spanje.

Alleen de VOC mocht in Indië handelen.

De VOC zorgde voor veel geld.

Slide 15 - Drag question

Wat betekent 'baz(en)' van de plantage?

A
Werkers
B
Leiders of eigenaren
C
Bezoekers

Slide 16 - Quiz

VOC
WIC

Slide 17 - Drag question

Wat zegt de tekst over de slaven na de reis?
A
Ze mochten vrij rondlopen
B
Ze kregen een huis
C
Ze gingen meteen werken

Slide 18 - Quiz

Sleep het woord naar het goede plaatje
Boot VOC
Route VOC
kruiden VOC

Slide 19 - Drag question

Wat gebeurde er met de slavernij in 1863?

A
Het werd toegestaan
B
Het werd verboden
C
Het werd populair

Slide 20 - Quiz

Waarom wonen er nu veel mensen uit Suriname in Nederland?
A
Ze zijn familie van vroegere slaven
B
Ze wilden op vakantie
C
Ze werken voor de koning

Slide 21 - Quiz


'Ik wil vrij zijn.'

'Slavernij moet blijven. Wie moet anders het werk doen?'

'Slaven worden gekocht en verkocht.'

Slide 22 - Drag question