Naamvallen

Naamvallen!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Naamvallen!

Slide 1 - Slide

Hoe vind je de zinsdelen?
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1. De zin vragend maken.
2. Alle werkwoorden in een zin.
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat + gezegde + onderwerp?
5. aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 2 - Drag question

Koppel het zinsdeel aan de juiste naamval.
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1e
3e
4e

Slide 3 - Drag question

Welk geslacht hebben de woorden? Sleep ze naar het juiste geslacht.
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
Buch
Freundin
Baby
Eltern
Kinder
König
Computer
Blume
Gast
Handy
Mutter
Junge
Kleider
Zeitung

Slide 4 - Drag question

Welke voorzetsels krijgen de 3e naamval (Dativ)?

Slide 5 - Open question

Welke voorzetsels krijgen de 4e naamval (Akkusativ)?

Slide 6 - Open question

Welke keuzevoorzetsels zijn er?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Und jetzt:
üben, üben, üben....

Slide 9 - Slide

1. Er hat sein______ Mutter ein_____ Computer gegeben.

Slide 10 - Open question

2. D_____ Mann hat sein_____ Freund ein_____ Karte geschickt.

Slide 11 - Open question

3. D_____ Buch liegt auf d_____ Tisch.

Slide 12 - Open question

4. Ohne mein____ Vater gehe ich nicht dahin!

Slide 13 - Open question

5. Kennst du ihr_____ Bruder?

Slide 14 - Open question

6. Stephan hat d_____ Junge und d____ Mädchen gesehen.

Slide 15 - Open question

7. Fahren wir heute zu dein_____ Mutter?

Slide 16 - Open question

8. Gestern hat d____ Frau d_____ Mann noch ein_____ Geschenk (o) gegeben.

Slide 17 - Open question