PV in samengestelde zinnen

Persoonsvormen in samengestelde zinnen


2 tvwo
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Persoonsvormen in samengestelde zinnen


2 tvwo

Slide 1 - Slide

Doel van de les vandaag:
Na afloop van deze les kun je de persoonsvormen uit samengestelde zinnen halen

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Kijken naar het "makkelijke journaal journaal 

bespreken huiswerk gebiedende wijs

Uitleg persoonsvormen in samengestelde zinnen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm. 
Samengestelde zinnen hebben er twee of meer! 

In samengestelde zinnen vind je slechts één persoonsvorm als je de zin vragend maakt. Verander dus de tijd: de woorden die (kunnen) veranderen zijn de persoonsvormen.
LEES HIERVOOR DE HELE ZIN  (HARD)OP IN TWEE VERSCHILLENDE TIJDEN

We bekijken er eentje samen.

Slide 5 - Slide

Hij geeft op dinsdag, woensdag en donderdag les en in het weekend probeer ik te studeren.

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Slide 6 - Open question

Hij geeft op donderdag les en in het weekend probeer ik te studeren.
Persoons vormen : geeft    -  probeer

LET OP: elke persoonsvorm heeft een eigen onderwerp bij zich:

geeft - wie/wat geeft?  HIJ
probeer - wie/wat probeer? IK

Slide 7 - Slide

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in de volgende zin:
Het fietsen naar zijn oma, kostte hem meer tijd dan hij dacht.

Slide 8 - Open question

De politiewoordvoerder vertelt dat de verdachten verschillende verhalen hebben verteld = tegenwoordige tijd
1 De politiewoordvoerder vertelde dat de verdachten verschillende verhalen hadden verteld.
  
2 vertelt ˃ vertelde                       hebben ˃ hadden (dus 2 pv’s)
4 Wie vertelt? De politiewoordvoerder = onderwerp
Wie hebben? De verdachten = onderwerp

Slide 9 - Slide

Vul de werkwoordsvormen in de pvtt in.

Het ___ (verbazen) me dat hij zo weinig aandacht ___ (besteden) aan zijn moestuin.

Slide 10 - Open question

Vul de werkwoordsvormen in.

___ (worden) jouw huis nu ___ (verhuren) of ___ (hebben) je het aan iemand anders ___ (verkopen)?

Slide 11 - Open question

Maken
Paragraaf 12
opdracht 1, 2 en 3 en 5

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide