Toets h8

TOETS VMBO 
HFDSTK 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TOETS VMBO 
HFDSTK 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

Slide 1 - Slide

Milou staat in een fruitwinkel. Ze koopt twee kilo Granny Smith-appels. “Dat is import.”, zegt de verkoper over deze appels.
Kies wat de verkoper daarmee bedoelt.

A
Ze hebben een buitenlandse naam.
B
Ze zijn gekocht in het buitenland.
C
Ze zijn populair in het buitenland.

Slide 2 - Quiz

Morris wil een Nederlandse muis voor zijn computer. Maar hij ziet in de winkel alleen muizen uit China. Dat komt door het prijsverschil, legt de verkoper uit.
Geef aan wat dat prijsverschil zal zijn. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
De muizen uit China zijn duurder.
B
De muizen uit China zijn goedkoper.
C
De muizen uit China zijn ongeveer even duur.

Slide 3 - Quiz

Bekijk de kaart van Europa. Niek importeert sieraden uit Griekenland, uit Zwitserland en uit Zweden.
Geef aan welke import wordt afgerekend in euro’s. Kies uit de volgende mogelijkheden:
A
import uit Griekenland
B
import uit Zweden
C
import uit Zwitserland

Slide 4 - Quiz

Kai is directeur van een fietsslotenfabriek in Nederland. Hij maakt zich geen zorgen meer over de concurrentie uit Azië. De Europese overheid heeft beschermende maatregelen getroffen toen fabrikanten uit China hun fietssloten in Europa op de markt brachten.
Hoe heet deze bescherming? Noteer de naam van het begrip.

Slide 5 - Open question

De slotenfabrikanten in Azië hebben nadeel van de maatregelen van de Europese overheid. Hierdoor kunnen zij niet concurreren met de fabrikanten in Europa. Maar ook voor Europeanen zijn er nadelen.
Voor welke groep Europeanen zijn deze maatregelen nadelig? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Nederland en Spanje zijn lid van de Europese Unie. Omdat ze lid zijn, is er vrijhandel tussen beide landen. Een Spaanse importeur koopt snijbloemen in Nederland.
Kies welk voordeel hij van de vrijhandel heeft.

A
Hij betaalt geen invoerrechten.
B
Hij betaalt geen vervoerskosten.
C
Hij krijgt de snijbloemen met korting.

Slide 7 - Quiz

Het loon van Rowan is zeer laag. Zijn werkgever heeft geen geld voor een hoger loon en dat is normaal in zijn land. En grote werkloosheid is ook normaal, want er zijn in zijn land veel te weinig bedrijven.
Noteer het begrip dat gebruikt wordt voor arme landen zoals het land waarin Rowan woont.

Slide 8 - Open question

Samila (21 jaar) woont en werkt in Thailand. Haar maandinkomen is 11.600 baht, dat is het gemiddelde loon in Thailand. Een baht is 2,7 eurocent waard.
Bereken het jaarinkomen van Samila in euro’s. Schrijf de berekening op.

Slide 9 - Open question

Bekijk het cirkeldiagram. De productie van cacao is verdeeld tussen Ghana en Nederland. In Ghana worden de cacaobonen geteeld en in Nederland worden ze verwerkt.
Geef aan hoe beide landen de opbrengst van de cacao verdelen. Kies uit de volgende mogelijkheden:

A
Ghana krijgt het grootste deel.
B
Nederland en Ghana krijgen ieder de helft.
C
Nederland krijgt het grootste deel.

Slide 10 - Quiz

De snoepfabriek van Burak staat in een ontwikkelingsland. De machines in zijn fabriek zijn erg oud, en nieuwe machines zijn heel kostbaar. Burak wil graag moderniseren, maar hij heeft te weinig geld voor investeringen.
Burak heeft een omzet per maand van € 123. De kosten voor zijn bedrijf zijn € 29.
Elke maand heeft hij zelf € 87 nodig om te leven.
Bereken het bedrag dat hij per jaar overhoudt om te investeren. Schrijf de berekening op.

Slide 11 - Open question

Wekesa woont in een ontwikkelingsland. Hij maakt met behulp van handgereedschap rotanmeubels in zijn werkplaats. Hij wil wel moderne machines kopen, maar hij kan ze niet bedienen.
Geef aan waarom hij, op basis van deze gegevens, zijn werkplaats niet kan moderniseren. Kies uit de volgende mogelijkheden:

A
Hij mist de kennis van marketing.
B
Hij mist de kennis van moderne technieken.
C
Hij mist de kennis van moderne vreemde talen.

Slide 12 - Quiz

Rashidi heeft een fabriek van landbouwgereedschap in een ontwikkelingsland. Zijn klanten zijn de boeren uit de buurt. Zijn fabriek is voor anderen meestal onbereikbaar door de slechte wegen.
Geef aan waardoor Rashidi zijn fabriek niet zal uitbreiden. Kies uit de volgende mogelijkheden:

A
door de slechte infrastructuur
B
door de slechte sociale zekerheid
C
door het gebrek aan onderwijs en andere collectieve voorzieningen

Slide 13 - Quiz

De bedragen voor ontwikkelingshulp verschillen per land. Bekijk het staafdiagram over de uitgaven per inwoner aan ontwikkelingshulp.
Bereken het verschil tussen de hoogste en de laagste uitgave per inwoner van deze landen. Schrijf de berekening op.

Slide 14 - Open question

De Nederlandse regering helpt de regering van Zimbabwe met een lening. Het is een lening met gunstige voorwaarden. Het rentepercentage is bijvoorbeeld laag.
Schrijf op welke andere gunstige voorwaarde mogelijk is.

Slide 15 - Open question

De regering van Tanzania wil de industrialisatie in het land bevorderen door afspraken met de EU te maken over lagere invoerrechten. De regering verwacht dit met de volgende stappen te bereiken. Deze stappen staan in de foute volgorde:
1 De prijzen van producten uit Tanzania dalen in de EU.
2 Bedrijven hebben meer geld voor modernisering.
3 De export van Tanzania stijgt en levert meer winst op.
Zet deze verschijnselen in de juiste volgorde, zodat ze de juiste redenering weergeven. Kies uit de volgende mogelijkheden:

A
lage invoerrechten – 1 – 2 – 3 – er komt meer industrie in Tanzania
B
lage invoerrechten – 1 – 3 – 2 – er komt meer industrie in Tanzania
C
lage invoerrechten – 2 – 3 – 1 – er komt meer industrie in Tanzania
D
lage invoerrechten – 3 – 1 – 2 – er komt meer industrie in Tanzania

Slide 16 - Quiz