Examentraining Nederlands schrijven 3F les 6 zelfstandig

Examentraining schrijven 3F

periode 3
M.Pots
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examentraining schrijven 3F

periode 3
M.Pots

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deze zelfstandige les  gaat over alle lessen die je hebt gehad in periode 3, 
oftewel de examentraining schrijven 3F. 

Hierin zijn de volgende onderdelen aan bod gekomen:  
Les 1: het schrijven van een zakelijke  e-mail 
Les 2: het schrijven van een zakelijke brief
Les 3: taalverzorging en samenhang
Les 4: het schijven van een betoog
Les 5: het schrijven van een artikel



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Deze les Examentraining Schrijven 3F (ter afronding van periode 3) bestaat uit zowel open als gesloten vragen
Dit zijn er 20 in het totaal.  

Aan het einde weet je of;
* je begrijpt hoe het examen Nederlands schrijven 3F wordt beoordeeld;
* je de behandelde theorie begrijpt; 
* je de behandelde lesstof ook zelf kunt toepassen.

Veel succes! 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het examen schrijven 3F wordt dinsdag 19 maart afgenomen.

Door wie wordt dit examen beoordeeld?
A
Je eigen docent Nederlands en een tweede corrector
B
Je mentor
C
Een docent Nederlands van een andere leslocatie
D
Door iemand van buitenaf (bijvoorbeeld een andere instantie of school).

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Bij het beoordelen van je examen wordt er eerst gekeken naar de 'precondities'.
Welk van onderstaande punten is géén preconditie?
A
Je opdrachten zijn Nederlands geschreven.
B
Je opdrachten zijn voldoende leesbaar.
C
Minimaal 60% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.
D
Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Je examen schrijven wordt beoordeeld aan de hand van zes aspecten.

Welke aspecten zijn dit?
A
Afstemming op doel Afstemming op publiek
B
Leesbaarheid Spelling, interpunctie en grammatica
C
Samenhang Woordenschat en woordgebruik
D
Antwoord A, B en C zijn allemaal correct.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Les 1 ging over het schrijven van een e-mail.

Welke indeling gebruik je voor het schrijven van een e-mail?
A
Aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet
B
Titel, inleiding, kern en slot
C
Adresseringen, plaats en datum, onderwerp, aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt geen studiepunt gekregen voor het vak burgerschap.
Jij vindt dat je hier wel recht op hebt. Je stuurt je docent een e-mail.

Welke aanhef kies je bij het schrijven van deze zakelijke e-mail?
A
Hoi Kim,
B
Beste Kim,
C
Beste mevrouw Gomersbach,
D
Geachte mevrouw Gomersbach,

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt geen studiepunt gekregen voor het vak burgerschap.
Jij vindt dat je hier wel recht op hebt. Je stuurt je docent een e-mail.
Schrijf hiervoor een aanhef en korte inleiding.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Welke slotgroet kies je bij het schrijven van deze zakelijke e-mail naar je docent burgerschap?
A
Kusjes, je voornaam
B
Groetjes, je voor- en achternaam
C
Zakelijke groet, je voor- en achternaam
D
Met vriendelijke groet, je voor- en achternaam

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt 10 weken stage gelopen bij een communicatiebureau. De stageperiode is nu weer ten einde. Voor school moet jij daarom een reflectieverslag schrijven over jouw afgelopen stageperiode.

Welke titel zou er boven jouw verslag komen?

A
Tien weken stage
B
Stageverslag Communicatiebureau "Eigenwijs"
C
Hele leuke stage
D
Mijn stage van tien weken bij Fort Resort Beemster in de Zuidoostbeemster.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt 10 weken stage gelopen bij een communicatiebureau. De stageperiode is nu weer ten einde. Voor school moet jij daarom een reflectieverslag schrijven over jouw afgelopen stageperiode.

Schrijf een slot voor dit reflectieverslag.
Geef hierin aan of je jouw leerbedrijf wel/niet aanraad aan je medestudenten en waarom.
Sluit passend af.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Het controleren of je tekst volledig is doe je aan de hand van de 5W en 1H vragen.

Waar staan de 5W en 1H voor?
A
Wie, Wat, Wanneer, Waarom, Waardoor en Hoeveel
B
Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom en Hoe
C
Wie, Welke, Wat, Wanneer, Waarom en Hoe

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Wat komt er in iedere INLEIDING van een tekst?
(Dus in alle tekstsoorten).
A
Waarom schrijf je?
B
Wie ben je?
C
Alle details die je wilt bespreken.
D
Wat hoop of verwacht je?

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Je bent op zoek naar een (nieuwe) baan in de Marketing Op internet tref je een leuke vacature. Je bent meteen enthousiast en je vult een sollicitatieformulier in.

Op het formulier word je gevraagd om minimaal drie argumenten te geven waarom jij geschikt bent voor deze baan.
Wat vul jij hier in? Maak een mooie alinea van jouw tekst.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Les 2 ging over het schrijven van een zakelijke brief.

De volgorde van een zakelijke brief:
A
adres ontvanger, adres afzender, aanhef, datum, betreft
B
adres ontvanger, adres afzender, betreft, aanhef, datum
C
adres afzender, datum, adres ontvanger, , betreft, aanhef
D
adres afzender, adres ontvanger, betreft, datum, aanhef

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Les 3 ging over samenhang en taalverzorging

Wat draagt bij aan de samenhang in een tekst?
A
de tekst indelen in alinea's
B
de tekst een duidelijke opbouw geven
C
gebruik van signaalwoorden
D
antwoorden A, B en C zijn juist

Slide 17 - Quiz

Bespreken indeling: Inleiding, kern & slot.
Structuur duidelijk maken in inleiding. Afbeelding moet helpen bij samenhang, decoratieve afbeelding is daarvoor meestal minder geschikt. 

In stap 15 staat een signaalwoord.

Wat is het signaalwoord en welk verband geeft dit woord aan?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Vul in deze zin de interpunctie in.
Kunt u mij vertellen waar de snelweg is vroeg de automobilist

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Vul de juiste interpunctie in
. , ? ! : ; '
Jan zegt Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Les 4 ging over het schrijven van een betoog.

Wat is een betoog?
A
Een tekst waarin informatie over een onderwerp wordt gegeven, zonder eigen mening
B
Een tekst waarin een onderwerp van uit verschillende meningen wordt bekeken.
C
Een tekst die bedoeld is om de lezer te overtuigen.. De mening van de schrijver is duidelijk terug te zien.
D
Een tekst die bedoeld is om te amuseren.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Bij het 3F examen geef je 3 argumenten en ook een tegenargument met weerlegging. Kijk nog even in je boek!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is de opbouw van een betoog?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat staat er in de inleiding van een betoog?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Wat vind je in de kern van een betoog?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Kenmerkend van een slot van een betoog.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

In les 5 ging het over het schrijven van een artikel.
Een artikel in een krant is een.....
A
Amuserende tekst
B
Betogende tekst
C
Informatieve tekst
D
Overtuigende tekst

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Een artikel bestaat uit
A
inleiding, middenstuk, slot
B
Slot, titel, middenstuk
C
handtekening, inleiding, middenstuk, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk,slot

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

De tekst is een artikel.

Het belangrijkste doel van een artikel is meestal....
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instructie geven
D
A, B en C zijn juist

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Hopelijk heb je nu een goed beeld van je eigen kennis over het schrijfexamen.

Kijk in het boek of online nog naar het onderdeel
IE Schrijven en de onderdelen van spelling en taalverzorging.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions