Elasticiteit 3/4 - Kruislingse Prijselasticiteit

Kruislingse Prijselasticiteit
  • Complementen
  • Substituten
  • Berekenen & Onderscheid maken
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kruislingse Prijselasticiteit
  • Complementen
  • Substituten
  • Berekenen & Onderscheid maken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt de formule voor kruislingse prijselasticiteit gebruiken om te berekenen hoe de gevraagde hoeveelheid van product X reageert op een verandering in de prijs van product Y
  • Je kunt  uitleggen wat substituten zijn, hier enkele voorbeelden van noemen, en aan een nieuw voorbeeld ook herkennen dat hier sprake is van substitutiegoederen
  • Je kunt uitleggen wat complementen zijn, hier enkele voorbeelden van noemen, en aan een nieuw voorbeeld ook herkennen dat hier sprake is van complementaire goederen
  • Je kunt rekenen met kruislingse prijselasticiteit (elasticiteit bepalen, of vraag voorspellen)
  • Je kunt uit een kruislingse prijselasticiteit herkennen (+ of -) of twee producten substituten of complementen zijn

Slide 2 - Slide

20

Slide 3 - Video

00:47
Wat is het verband tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid?
A
Negatief (dalend)
B
Positief (stijgend)

Slide 4 - Quiz

00:57
Wat is de eenheid van Elasticiteit?
A
Euro
B
Kilometer
C
Aantal stuks
D
Het heeft geen eenheid

Slide 5 - Quiz

01:37
Wat is in dit voorbeeld het verband tussen de prijs van brood en de gevraagde hoeveelheid broodbeleg?
A
Negatief (dalend)
B
Positief (stijgend)

Slide 6 - Quiz

02:44
Wat is in dit voorbeeld het verband tussen de prijs van brood en de gevraagde hoeveelheid muesli?
A
Negatief (dalend)
B
Positief (stijgend)

Slide 7 - Quiz

03:27
De prijs van benzine-auto's stijgt
Wat doet de gevraagde hoeveelheid benzine-auto's?
A
Die daalt
B
Die stijgt

Slide 8 - Quiz

03:46
Er worden minder benzine-auto's gekocht, wat gebeurt er met de vraag naar benzine?
A
Die neemt ook af
B
Die neemt juist toe

Slide 9 - Quiz

04:07
VUL IN:
Benzine en benzine-auto's vullen elkaar aan. Dan zijn het van elkaar ...
A
Complementen
B
Substituten

Slide 10 - Quiz

04:48
'Ceteris Paribus' voorwaarde
Ceteris: De rest/al het andere     (denk aan 'etcetera')
Paribus: Gelijk/hetzelfde     (denk aan 'parallel' of 'pariteit')

Betekent dat alle andere factoren die ergens invloed op hebben gelijk blijven. Een prijsdaling betekent bijvoorbeeld dat mensen er meer van willen kopen, maar als tegelijk met die prijsdaling het inkomen van mensen ook daalt (dus, geen ceteris paribus) dan is dat niet meer perse waar.

Slide 11 - Slide

05:18
VUL IN:
Diesel-auto's kunnen benzine-auto's vervangen. Dan zijn het van elkaar ...
A
Complementen
B
Substituten

Slide 12 - Quiz

05:45
Zijn Playstation 4's, en PS4-spellen complementen of substituten van elkaar?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 13 - Quiz

07:02
Zijn Pepsi Cola en Coca Cola complementen of substituten van elkaar?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 14 - Quiz

07:45
Staat in deze formule voor Ek (%ΔQv / %ΔP) de oorzaak van de verandering boven of onder de deelstreep? En het gevolg van de verandering?
A
Oorzaak boven Gevolg onder
B
Gevolg boven Oorzaak onder

Slide 15 - Quiz

08:26
Duidt een negatieve kruislingse prijselasticiteit (Ek < 0) op complementen of substituten?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 16 - Quiz

09:03
Duidt een positieve kruislingse prijselasticiteit (Ek > 0) op complementen of substituten?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 17 - Quiz

10:27
Wat is de procentuele verandering in de prijs van goed A? (Gebruik een min of plusteken in je antwoord, 2 decimalen.)

Slide 18 - Open question

10:51
Wat is de procentuele verandering in de gevraagde hoeveelheid van goed B?

Slide 19 - Open question

11:23
Wat is de kruislingse prijselasticiteit tussen goed A en goed B?
(Gebruik een plus- of minteken en 1 decimaal)

Slide 20 - Open question

11:48
Zijn goed A en goed B in dit voorbeeld complementen of substituten van elkaar?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 21 - Quiz

13:03
Wat is de kruislingse prijselasticiteit tussen goed A en goed C?
(Gebruik een plus- of minteken en 2 decimalen)

Slide 22 - Open question

13:37
Zijn goed A en goed B in dit voorbeeld complementen of substituten van elkaar?
A
Complementen
B
Substituten

Slide 23 - Quiz

Lesdoelen
  • Je kunt de formule voor kruislingse prijselasticiteit gebruiken om te berekenen hoe de gevraagde hoeveelheid van product X reageert op een verandering in de prijs van product Y
  • Je kunt  uitleggen wat substituten zijn, hier enkele voorbeelden van noemen, en aan een nieuw voorbeeld ook herkennen dat hier sprake is van substitutiegoederen
  • Je kunt uitleggen wat complementen zijn, hier enkele voorbeelden van noemen, en aan een nieuw voorbeeld ook herkennen dat hier sprake is van complementaire goederen
  • Je kunt rekenen met kruislingse prijselasticiteit (elasticiteit bepalen, of vraag voorspellen)
  • Je kunt uit een kruislingse prijselasticiteit herkennen (+ of -) of twee producten substituten of complementen zijn

Slide 24 - Slide