Meneer Ramkoesjin is een 84-jarige man. Hij wordt op de revalidatieafdeling van een verpleeghuis opgenomen nadat hij in het ziekenhuis is behandeld voor een luchtweginfectie. Hij is bekend op de afdeling omdat daar eerder was voor het herstel van een CVA, een chronische bronchitis, een schildklieroperatie en reumatoïde artritis. Hij ziet en hoort slecht. Meneer gaat revalideren met de verwachting dat hij na herstel weer terug kan naar huis.
Bij de opname blijkt meneer Ramkoesjin een te lage bloeddruk te hebben (90/55). Ook is hij gedesoriënteerd in tijd, plaats en persoon. Overdag suft hij veel, hij roept vaak om hulp en hij uit zich in krachttermen. Een gesprek is niet mogelijk. Hij moet met wassen, aankleden, eten, toiletgang en dergelijke volledig geholpen worden. ’s Nachts is hij ook onrustig. Hij loopt dan rond en praat hardop. Andere zorgvragers hebben last van het gedrag van meneer, vooral ’s nachts. Door het roepen en rondlopen kunnen anderen niet slapen. De familie van meneer Ramkoesjin maakt zich zorgen over zijn snelle achteruitgang.
Merel is verpleegkundige en kent meneer Ramkoesjin van zijn vorige verblijf. Maar eigenlijk herkent ze hem niet meer. Het ene moment is hij alert en begrijpt hij wat er aan de hand is, het andere moment weet hij niet waar hij is of wat er gebeurd is. De kinderen van meneer Ramkoesjin vragen zich af hoe hij ooit weer naar huis kan. De zorglast is – zoals hij nu is – veel te groot voor zijn omgeving.