Les 5 geneesmiddelenleer

Les geneesmiddelenleer
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les geneesmiddelenleer

Slide 1 - Slide

Naamgeving
Chemische naam en stofnaam De generieke (= generische) naam of stofnaam van een medicijn is de verkorte chemische naam van de farmacologisch actieve (= werkzame) stof in dat medicijn (bijv. 'acetylsalicylzuur' is de generieke naam van de chemische stof '2-acetoxy-benzoëzuur', dat de werkzame stof is in 'Aspirine®'.


Merknaam – ® of TM De fantasie-naam waaronder een nieuw medicijn door de fabrikant in de handel wordt gebracht. Aan het eind van de merknaam is een ® of TM toegevoegd om aan te geven dat het om een beschermde merknaam gaat (bijv. Xenical®, Prozac®, ZyprexaTM).

Slide 2 - Slide

toedieningsvormen
Droge vormen
- poeders, tabletten, dragee, capsule
Natte vormen
- Dranken (heldere oplossingen, suspensies, emulsies), injectie/infusievloeistoffen, klysma
Vette vormen
zalf, crème, pasta, zetpil, pleister
Gas- en nevelvormen
- spray, äerosol, gas



Slide 3 - Slide

Droge vormen
poeders,
tabletten,
dragee (bevat coating),
capsule (gelatinehulsje)
Retard tabletten (Retard, Durette, SR (Slow Release))- vertraagde afgifte
Bruistabletten
Zuigtabletten
Enteric-coated (EC of Entero)- coating waarmee de tabletten pas in de dunne darm uiteenvallen



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Farmacodynamiek
Wat het medicijn met het lichaam doet

Agonist – binding van medicijn aan receptor en heeft een stimulerende werking, bijv. adrenaline
Antagonist – blokkeert activiteit van een receptor (blokkers/ remmers), bijv. Bèta-blokker.
Competitie werkzame stof vecht met lichaamseigen stoffen om plaats op receptor
Reversibiliteit – het effect is omkeerbaar
Irreversibiliteit – het effect is niet omkeerbaar

Slide 7 - Slide

Distributie
Therapeutische breedte- het gebied tussen de minimaal effectieve concentratie (MEC) en de maximaal veilige concentratie (MVC)
Toxische spiegel  giftige (bij)werking = gebied boven de MVC
Eiwitbinding – binding aan albumine
First-passeffect- door omzetting van een deel van het medicijn door de lever in metabolieten is veel minder werkzaam medicijn beschikbaar
Halfwaardetijd – de tijd die nodig is om een medicijn de helft van de oorspronkelijk plasmaconcentratie te laten bereiken

Slide 8 - Slide

Hoofdwerking, nevenwerking
Hoofdwerking= indicatie/ toepassing

De aandoening(en), klacht(en), verschijnsel(en) waartegen dit middel werkzaam is
Nevenwerking = nuttig effect naast de hoofdwerking
Bijv. Aspirine ® hoofdwerking: pijnstilling, koortsverlaging, ontstekingsremming
 nevenwerking: remmend op de bloedstolling



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Bijwerkingen en interacties
Bijwerking: niet gewenst effect, bijv. anafylactische shock tgv allergie voor antibiotica (bijv. penicilline)

Interactie: wisselwerking ofwel beïnvloeden elkaars werking
- Antagonistische werking: gaan elkaars werking tegen, bijv anti-epileptica en de pil
- Additieve werking: de totale werking is de som van de werking van beide middelen afzonderlijk.
- Synergistische werking (synergisme): totale werking is sterker dan de som van beide middelen afzonderlijk
bijv. slaapmiddelen en alcohol

Slide 16 - Slide

https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/

Slide 17 - Slide

Contra-indicaties
Omstandigheden of aandoeningen die het gebruik van een bepaald medicijn gevaarlijk maken

Bijv door zwangerschap, borstvoeding, lever- en/of nieraandoeningen
Op een bijsluiter: ‘waarschuwingen en voorzorgen’
‘Niet gebruiken bij’ = absolute contra-indicatie
‘Oppassen bij’ = relatieve contra-indicatie



Slide 18 - Slide

Opdracht
werk 2 medicijnen van je stage uit
indicatie, contra indicatie, bijwerkingen, interacties etc.

Slide 19 - Slide

afsluiting
Vragen?

Slide 20 - Slide

top 10 hersenaandoeningen
Beroerte. 
Traumatisch hersenletsel. 
Dementie. 
Depressie. 
Parkinson. 
Epilepsie. 
Migraine. .
Afasie.
Autisme
Dyslexie

Slide 21 - Slide

Opdracht (2 tallen)

Maak een creatieve presentatie over een hersenaandoening uit de top 10 aan de hand van de rode loper.
Presenteer dit volgende week voor de klas

Slide 22 - Slide