Overhoring woordjes klas 4 periode 3 - 1 t/m 120

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Overhoring woordjes periode 3 - 1 t/m 120

Hoe zeg je in het Spaans
"vaak"?

1. nunca
2. a veces
3. a menudo

Wat betekent de zin:
¿"A qué hora te levantas"?

1. Hoe laat ga je naar huis?
2. Hoe laat sta je op?
3. Hoe laat is het?

Wat is: la espalda?

El brazo

La cara

Los labios

Hoe vertaal je in het Nederlands TENGO NÁUSEAS?

1. Ik heb griep.
2. Ik heb koorts.
3. Ik heb honger.
4. Ik ben misselijk.

Hoe zeg je in het Spaans 'ik ontbijt'?

1. como
2. almuerzo
3. desayuno
4. ceno

Hoe zeg je dat je naar school gaat in het Spaans?

Hoe laat is het?
19:30

1. Son las siete y media
2. Son las ocho y media
3. Es la ocho y media

Hoe laat is het?
13:15

1. Son las una y media
2. Es la una y cuarto
3. Es la una menos cuarto
4. Son las una menos cuarto

Hoe laat is het?
17:55

Wat betekent: ¿Tenéis menú del día?

1. Mag ik de menukaart?
2. Wat kost een dagmenu?
3. Hebben jullie een dagmenu?

Wat is de juiste reactie bij de volgende zin?
Tengo sed.

1. ¿Quieres un bocadillo de queso?
2. ¿Quieres beber algo?
3. ¿Te gusta hacer deporte?
4. No me gusta el café.

Hoe zeg je in het Spaans: ik rijd paard?

1. toco la guitarra
2. voy a dormir
3. desayuno con huevos
4. monto a cabello

Wat betekent: A mí tampoco?