11-4 sign 2A

11-4 sign 2A
Overzicht examens
startopdracht: brief, betogend artikel, informerend artikel
gelegenheid om vragen te stellen over komende examens

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

11-4 sign 2A
Overzicht examens
startopdracht: brief, betogend artikel, informerend artikel
gelegenheid om vragen te stellen over komende examens

Slide 1 - Slide

IE

Slide 2 - Slide

Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw.

Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.

Slide 3 - Quiz

De volgorde van een zakelijke brief:
A
adres ontvanger, adres afzender, aanhef, plaats en datum, betreft
B
adres ontvanger, adres afzender, betreft, aanhef, plaats en datum
C
adres afzender, plaats en datum, adres ontvanger, betreft, aanhef
D
adres afzender, adres ontvanger, betreft, plaats en datum, aanhef

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Afzender +
adres
Naam bedrijf
t.a.v. G.Adresseerde
Adres


Plaats, datum
Betreft: korte omschrijving onderwerp
Geachte heer, mevrouw,
Geachte mevrouw Jansen,
Inleiding
Kern
Slot
Afsluitende zin
Je naam

Slide 6 - Drag question

Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke brief
A
Amsterdam 2 november 2016
B
Amsterdam, 2 November 2016
C
Amsterdam, 2 november 2016
D
Amsterdam, 2-11-2016

Slide 7 - Quiz

betogend artikel
Je probeert jouw lezers te overtuigen.
Doel: overtuigen

Slide 8 - Slide

Uit welke onderdelen bestaat een betogend of overtuigend artikel?
A
Inleiding en kern
B
Titel, inleiding, kern en slot
C
Inleiding, kern en conclusie
D
Inleiding, kern en slot

Slide 9 - Quiz

De opbouw
Je begint met een standpunt, een stelling of leg je een optie voor. Vervolgens overtuig je de lezer met voldoende argumenten van jouw standpunt, stelling of de beste optie. Ook weerleg je tegenargumenten. Uiteindelijk schrijf je een conclusie. Vaak maak je bij het schrijven van je artikel gebruik van informatiebronnen die je mening ondersteunen.

Slide 10 - Slide

De opbouw
Je begint met een pakkende zin.
Vervolgens overtuig je de lezer met voldoende argumenten op jouw vraag te reageren.
Uiteindelijk schrijf je een slot, waarin je zo afsluit, dat de lezer wel bijna moet reageren.
Geef ook aan waar men zich kan aanmelden.

Slide 11 - Slide

Inleiding
In een betoog geef je jouw mening --> standpunt innemen.


Zorgt ervoor dat je de aandacht krijgt van de lezer van je betoog. Door bijvoorbeeld een anekdote, een actualiteit of de geschiedenis te gebruiken.

Dit standpunt noteer je al in de inleiding van je betoog.


Voorbeeld van standpunt:
"Ik vind dat alle scholen moeten sluiten tot dat het reproductiegetal onder 0.5 is."

Slide 12 - Slide

Inleiding
In jouw tekst wil je vrijwilligers aantrekken. schrijf fris, vlot en uitdagend.
Dat kan met een stelling, maar ook met een vraag, mening, anekdote o.i.d. 


Je inleiding  moet uitnodigen om verder te lezen.

"Vindt u ook niet dat piratenzenders meer bekend moeten worden?"
"Vindt u ook niet dat mensen in een bejaardentehuis een beetje meer plezier mogen hebben?"

Slide 13 - Slide

Kern
De kern bestaat uit verschillende alinea's met voorargumenten. Verduidelijk de argumenten met voorbeelden en/of een uitleg. 

Ook benoem je een tegenargument met een ontkrachting (weerlegging).

Slide 14 - Slide

Kern
De kern bestaat uit verschillende alinea's met voorbeelden waar je vrijwilligers voor vraagt.
Verduidelijk zo mogelijk met beeldmateriaal en/of een uitleg. 

Probeer met je schrijfstijl mensen te overtuigen.
Denk: zou ikzelf op deze tekst reageren?

Slide 15 - Slide

Slot
Herhaal het standpunt en in het kort je argumenten.

Slide 16 - Slide

Slot
Herhaal in het slot kort maar krachtig jouw standpunt. 
Sluit af met een zin, waarbij jezelf denkt "als iemand dit leest, dan komt het helemaal goed".

Slide 17 - Slide

Voorbeeld goede opbouw
1. Alinea 1: Inleiding
Bijvoorbeeld iets uit eigen ervaring, een stukje geschiedenis, een actuele gebeurtenis of een combinatie van deze drie. Eindig de inleiding met de stelling.
2. Alinea 2: Uitwerking van het eerste argument + voorbeelden: Ten eerste…
3. Alinea 3: Uitwerking van het tweede argument + voorbeelden: Ten tweede…
4. Alinea 4: Argument tegen verwerpen – Nu zijn er veel mensen die zeggen: … Maar dat klopt niet, want…
5. Alinea 5: Conclusie (herhaal standpunt en belangrijkste argumenten): Kortom….

Slide 18 - Slide

1. Stelling -
2. Standpunt -
3. Argument -
4. Tegenargument -
5. Weerlegging -
Mobiele telefoons moeten verboden worden in klas.
Ik vind dat mobiele telefoon verboden moeten worden in de klas
Allereerst heeft onderzoek aangetoond dat het gebruik van mobiele telefoons slecht is voor de sociale sfeer in de klas.

Maar jongeren geven aan dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het gebruik van hun mobiele telefoon. Zij kunnen zelf wel inschatten wanneer ze deze wel of niet moeten gebruiken.
In de praktijk blijkt dat de concentratie van studenten veel minder is als ze continue hun mobiele telefoon bij de hand hebben. Zij hebben zelf niet eens door welke informatie ze van de lessen missen. Dit heeft dan weer negatieve invloed op de cijfers

Slide 19 - Drag question

Informatief artikel
In een informatief artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp. De tekst bevat alleen feiten, geen meningen. Zorg ervoor dat je lezer kan controleren waar de informatie vandaan komt.
doel: informeren

Slide 20 - Slide

Voordat je aan je stage begint, krijg je de opdracht een tekst te schrijven over je stagebedrijf. De tekst is bedoeld om andere studenten uitleg te geven over de branche, de geschiedenis van het bedrijf en de werkzaamheden. Welke tekstsoort past het best bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Instructie

Slide 21 - Quiz

Tekststructuren
Informatieve artikelen kun je volgens verschillende tekststructuren opbouwen. Geschikte tekststructuren voor een informatief artikel zijn:
  • vraag-antwoordstructuur: je stelt een vraag en geeft antwoorden
  • aspectenstructuur: je bespreekt verschillende kanten van het onderwerp
  • probleem-oplossingsstructuur: je signaleert een probleem en gaat in op gevolgen, oorzaken en oplossingen van dit probleem.

Kijk in je methode voor nog meer uitleg

Slide 22 - Slide

Wat is zijn functie van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.

Slide 23 - Quiz

Signaalwoorden
Gebruik signaalwoorden voor een duidelijke structuur. In artikelen kun je bijvoorbeeld de volgende verbanden en signaalwoorden gebruiken:


opsomming: ten eerste, ten tweede, ook, verder, daarnaast, bovendien
tijd: eerst, toen, daarna, vervolgens, ten slotte, voordat, nadat
toelichting: bijvoorbeeld, zoals
voorwaarde: als, wanneer, tenzij, mits
vergelijking: als, zoals, even ... als, ... dan

Kijk in je methode voor meer uitleg

Slide 24 - Slide


De signaalwoorden eerst, daarna, vervolgens horen bij: 
A
Opsomming
B
C

Slide 25 - Quiz

Tijd voor vragen
Wie?

Slide 26 - Slide