What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden?
1 / 21
next
Slide 1:
Mind map
Nederlands
ISK
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Scheidbare werkwoorden?
Slide 1 - Mind map
Slide 2 - Slide
Scheidbare werkwoorden
Slide 3 - Slide
Scheidbare werkwoorden
Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Slide 4 - Slide
Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden: een werkwoord en een ander woord. Dat komt voor het werkwoord.
Samen hebben ze een andere betekenis!
op halen
voor lezen
op bellen
in nemen
uit stappen
schoon maken
Slide 5 - Slide
Scheidbare werkwoorden
Voorbeelden van scheidbare werkwoorden:
Ik
bel
je morgen
op
.
Jan
zegt
de antwoorden
voor
.
De docent
kijkt
de toets
na
.
Ik
kom
Ahmed op de markt
tegen
.
Slide 6 - Slide
Scheidbare werkwoorden
Ik
bel
je morgen
op
.
opbellen
Jan
zegt
de antwoorden
voor
.
voorzeggen
De docent
kijkt
de toets
na
.
nakijken
Ik
kom
Ahmed op de markt
tegen
.
tegenkomen
Slide 7 - Slide
Scheidbare werkwoorden
voorvoegsel werkwoord
opbellen op + bellen
voorzeggen
voor + zeggen
nakijken na + kijken
tegenkomen tegen + komen
Slide 8 - Slide
Scheidbare werkwoorden
werkwoord + voorzetsel
(
aan
komen/
af
spreken)
werkwoord + adjectief
(
schoon
maken/
klaar
maken)
werkwoord + substantief
(
paard
rijden/
adem
halen)
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Woordaccent
Bij een scheidbaar werkwoord ligt het woordaccent op de eerste lettergreep. Luister maar:
uit
delen
klaar
zetten
vast
maken
door
rijden
Slide 11 - Slide
Twee werkwoorden in een zin
Zullen
we voor morgen
afspreken
?
Wil
je ook
weggaan
?
Ik
moet
vandaag mijn huis
schoonmaken.
Zullen, willen, kunnen, moeten, mogen, gaan, komen.....
Slide 12 - Slide
Twee werkwoorden in een zin
Bij twee werkwoorden in een zin, komt het scheidbare
hele werkwoord
achteraan.
Ik wil met je afspreken. (
ik spreek met je af)
Wil je mijn tas meenemen. (Jij neemt mijn tas mee)
Sem wil de taart opeten. (Sem eet de taart op)
Slide 13 - Slide
Maak een zin met:
trein/aankomen
Slide 14 - Open question
Maak een zin met:
kat/vis/opeten
Slide 15 - Open question
Maak een zin met:
Mustafa/aankleden/werk
Slide 16 - Open question
Maak een zin met:
borden/afwassen
Slide 17 - Open question
Maak een zin met:
Sef/huis/schoonmaken
Slide 18 - Open question
Maak een zin met:
oma/Sam/opbellen
Slide 19 - Open question
Ken jij nog andere scheidbare werkwoorden?
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
More lessons like this
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 2 Hoofdstuk 4
September 2024
-
8 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
14.3 + 14.4 Impulsoverdracht
July 2025
-
14 slides
Wie, wat, waar op Woensdag (2)
December 2024
-
8 slides
Burgerschapskunde
Mediawijsheid
+3
Basisschool
Middelbare school
Praktijkonderwijs
LessonUp Inspiratie
De Republiek en het Ottomaanse Rijk in de 17e eeuw
September 2024
-
11 slides
Geschiedenis
Nationaal Archief
+3
Middelbare school
vmbo, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Nationaal Archief
Zinsdelen en zinsopbouw
January 2022
-
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
Kies vooraf - Thema 7 - Les 4 (Welke geloven zijn er in Nederland?)
November 2024
-
21 slides
Burgerschap
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Voedselketens en biotopen
June 2022
-
25 slides
Wereldoriëntatie
Lezen
+3
Basisschool
Groep 5,6
Kidsweek in de Klas
monchou taart
December 2024
-
57 slides
Koken
Voortgezet speciaal onderwijs
Stap-voor-Stap instructies