Oefenvragen Werk Online

Alleen als je iets doet omdat anderen mensen er voordeel bij hebben, is er sprake van werk
A
Juist
B
Onjuist
1 / 53
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Alleen als je iets doet omdat anderen mensen er voordeel bij hebben, is er sprake van werk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Welke basisbehoeften (Maslow) worden vervuld als je twee avonden per week in de supermarkt werkt?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Waarom is het belangrijk om tijdens een sollicitatie te vragen naar de arbeidsinhoud?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Waarom willen mensen ook weleens zwart werken ?
A
Om geen belasting en sociale premies te betalen
B
Om werkervaring op te doen
C
Om te protesteren tegen betere arbeidsomstandigheden
D
Om nieuwe sociale contacten op te bouwen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Als je een paar dagen ziek bent en niet kunt werken, ontvang je wel salaris.
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen als je wit werkt
D
Alleen als je zwart werkt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Arbeidsomstandigheden zijn:
A
Wat je precies als werk doet.
B
Afspraken tussen jou en je baas.
C
Alle dingen die te maken hebben met je werkplek
D
Omgang met collega's en je baas.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Arbeidsvoorwaarden zijn:
A
Wat je precies als werk doet.
B
Afspraken tussen jou en je baas.
C
Alle dingen die te maken hebben met je werkplek
D
Omgang met collega's en je baas.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat kan een reden zijn waarom mensen vrijwilligerswerk doen?
A
Voor betere arbeidsvoorwaarden
B
Voor sociale contacten
C
Voor economische zekerheid
D
Voor arbeidsinhoud

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Arbeidsverhoudingen zijn:
A
Wat je precies als werk doet.
B
Afspraken tussen jou en je baas.
C
Alle dingen die te maken hebben met je werkplek
D
Omgang met collega's en je baas.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Werknemers mogen meebeslissen over zaken binnen het bedrijf. Dit noemen we?
A
Inspraak
B
Informele verhouding
C
Arbeidsvoorwaarden
D
Medezeggeschap

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Één van de vier probleemgroepen op de arbeidsmarkt zijn vrouwen, wat is GEEN reden waardoor vrouwen het moeilijker hebben?
A
Werkgevers zijn bang dat de vrouw zwanger wordt
B
Werkgevers zijn bang dat de vrouw geen volle week wil werken
C
Werkgevers zijn bang dat vrouwen niet goed gekwalificeerd zijn voor de baan
D
Werkgevers zijn bang dat vrouwen bepaalde posities niet aan kunnen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

sociale ongelijkheid is
A
dat mensen niet dezelfde kansen hebben op de arbeidsmarkt
B
dat inkomen, kennis en macht niet hetzelfde is voor alle mensen op de wereld
C
dat sommige mensen door hun opvoeding zich minder sociaal gedragen
D
ongelijkheid niet belangrijk is op de sociale media

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft er een hogere positie op de maatschappelijke ladder?
A
Chef-kok
B
Vuilnisman

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Autocoureur Max Verstappen heeft een hoge maatschappelijke positie.
Dat komt vooral door zijn …………
Welk woord is weggelaten?

A
talent.
B
kennis.
C
afkomst.
D
geld.

Slide 14 - Quiz

Autocoureur Max Verstappen heeft een hoge maatschappelijke positie.
Dat komt vooral door zijn …………
Welk woord is weggelaten?

Wat is een maatschappelijke positie?
A
Het opdelen van de samenleving.
B
Het gevoel ergens bij te horen.
C
De plaats die je inneemt in de samenleving.
D
Weet ik niet.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Je status wordt niet bepaald door je
A
diploma's
B
inkomen
C
verantwoordelijkheid
D
aantal gewerkte uren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

wie heeft een hogere status?
A
vakkenvuller
B
arts

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Primaire sector
Secundaire sector
Quartaire sector
Tertiaire sector

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Werken op oproepbasis is een voorbeeld van flexibel werken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Als je dikwijls op andere dagen en uren moet werken, dan moet je ... zijn.
(wat is het juiste woord?)
A
deeltijds
B
flexibel
C
stipt
D
voltijds

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

WW vraag je aan bij
A
UWV
B
je oude werkgever
C
Gemeente
D
de belastingdienst

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Noem twee taken van het UWV WERKbedrijf.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenwerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Als jouw werk wordt overgenomen door een robot noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
conjuncturele werkloosheid.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Werkloosheid die ontstaat omdat bedrijven hun fabrieken verplaatsen naar China.
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van werkloosheid herken je in dit verhaal?
A
Seizoenswerkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Conjuncturele werkloosheid

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Vakbonden komen op voor:
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Iedereen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Dit is een overeenkomst tussen vakbonden en organisaties van werkgevers.
A
CAO
B
UWV
C
Flexwerk
D
Arbeidsvoorwaarden

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Als werknemers en werkgevers verschillende belangen hebben dan noem je dat:
A
Gemeenschappelijke belangen
B
Tegengestelde belangen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bedrijfstak?
A
een organisatie die opkomt voor belangen van werknemers
B
een groep van personen met ongeveer hetzelfde beroep
C
bedrijven die ongeveer hetzelfde werk doen
D
alle vakbonden samen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Nederland is een verzorgingsstaat?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort niet bij de verzorgingsstaat?
A
hogere uitkeringen
B
kinderbijslag
C
sollicitatieplicht
D
AOW

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Waaruit bestaat de sociale verzekeringen?
A
zorgverzekering
B
Werknemersverzekeringen en volksverzekeringen
C
Sociale voorzieningen en sociale verzekeringen
D
Verzorgingsstaat

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bijstandswet
A
Sociale verzekering
B
Sociale voorziening

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

AOW
A
Sociale verzekering
B
Sociale voorziening

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

WW
A
Sociale verzekering
B
Sociale voorziening

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Waar hoort de AKW (Algemene Kinderbijslagwet) bij?
A
Sociale verzekering
B
Werknemersverzekering
C
volksverzekering
D
Sociale voorziening

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Een bijstandsuitkering is een voorbeeld van een ...
A
werknemersverzekering.
B
volksverzekering.
C
sociale verzekering.
D
sociale voorziening.

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

De WW is een
A
werknemersverzekering
B
volksverzekering
C
collectieve verzekering
D
sociale voorziening

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat kan de overheid doen om de uitkeringen te kunnen betalen?
A
de belastingen verlagen
B
meer geld uitgeven aan onderwijs
C
de uitkeringen verlagen

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Door welke drie onderdelen wordt je capaciteit bepaald?
A
Inkomen, arbeidsinhoud, voorwaarden
B
Aanleg, opleiding, werkervaring
C
Werkervaring, inkomen, ontplooien
D
Sociale contacten, inkomen, talent

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt in loondienst werken, maar ook als zelfstandige. Noem een verschil.

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Eisen waar je werkplek aan moet voldoen noemen we?
A
Contract
B
Arbeidsvoorwaarden
C
Capaciteiten
D
Arbeidsomstandigheden

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

De arbeidsinspectie is een overheidsinstantie die in bedrijven komt kijken of alles in orde is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

De Arbowet heeft drie onderdelen. Benoem deze onderdelen en leg per onderdeel uit wat ze inhouden.

Slide 49 - Open question

This item has no instructions

Noem twee afspraken die staan beschreven in de arbeidsvoorwaarden.

Slide 50 - Open question

This item has no instructions

Een ander woord voor een individuele arbeidsovereenkomst is?
A
arbeidscontract
B
werkgeversverklaring
C
CAO
D
arbeidsvoorwaarden

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Noem drie dingen die staan een CAO.

Slide 52 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen brutoloon en nettoloon?

Slide 53 - Open question

This item has no instructions