La maison (2)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

La maison

La cave

La chambre

la salle de bains

la cuisine

le jardin

le garage

L'escalier

La cave

Le bureau

Le living/    le salon

La salle de bains

La cuisine

La terrasse

Le garage

Les toilettes

Le grenier

Conjugue le verbe entre (..)
La maison ..... 5 chambres (avoir)

Conjugue le verbe entre (..)
Les voitures ..... dans le garage (être)

Conjugue le verbe entre (..)
Nous .... dans une grande maison (habiter)

Conjugue le verbe entre (..)
Vous .... la télévision dans le salon? (regarder)

Traduis:
Het huis heeft een tuin

Traduis:
Jij doet het licht aan in de slaapkamer

Devinettes

Je krijgt een aantal raadsels. Het antwoord is steeds een kamer in het huis, antwoord in het Frans.

1: Je suis la salle où toute la famille peut dîner

2: Je suis la pièce où tu prépares le dîner

3: Tu te douches ici

5: Tu regardes la télévision ici

00:44

Waar heeft de opa gewerkt?
In de ....

00:58

1. Waar is oma aan het lezen? Op het ..
2. Wat leest ze? ..

01:15

Waar heeft moeder staan klussen?
In de ....

01:35

Waar hebben de oom en tante afgelopen zondag flink gewerkt? En wat hebben ze gemaakt?

01:58

In welke kamer maakten de neefjes, nichtjes, broers en zussen elkaar bang?

02:05

Waar speelt men viool? In de ..

ALLER

Ik ga                             je vais

jij gaat                        tu vas

hij/zij/men gaat     il/elle/on va

wij gaan                     nous allons

jullie gaan                 vous allez

u gaat                          vous allez

zij gaan                       ils vont / elles vont

Je vais

Ils/elles vont

Nous allons

On va

Vous allez

Il/elle va

Tu vas

Hij/zij gaat

Ik ga

Jullie gaan

U gaat

Wij gaan

Jij gaat

Men gaat, we gaan

Zij gaan

wij gaan

1. vous allez
2. ils vont
3. nous allons
4. je vais

zij gaat

1. il va
2. elle va
3. elles vont
4. tu vas

zij gaan

1. ils vont
2. vous allez
3. nous allons
4. elles vont

jij gaat

1. elle vas
2. je vais
3. il va
4. tu vas

wij gaan

ik ga

u gaat