CG A1 Week 6 Unidad 9 deel 2 Rocio

Unidad 9 parte II
Hoy es 3 de octubre
repaso parte I
inicio parte II, 6 t/m 12

in week 5 al gedaan! 
TB 1 t/m 4 
WB 1 t/m 16 (behalve 7,11,12)


1 / 32
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Unidad 9 parte II
Hoy es 3 de octubre
repaso parte I
inicio parte II, 6 t/m 12

in week 5 al gedaan! 
TB 1 t/m 4 
WB 1 t/m 16 (behalve 7,11,12)


Slide 1 - Slide

pero primero..
información Sevilla

repaso de la semana pasada

TT 7-8: ¿preguntas?

Slide 2 - Slide

herhaling
comparativos

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

vergelijkingen
Juan es simpático
Pedro es simpático.
Carlos es muy simpático.
Juan es tan simpático como Pedro.
Carlos es más simpático que Juan y Pedro.
Carlos es el (chico) más simpático.

Slide 5 - Slide

vergelijkingen
Susana es guapa.
Carla es guapa.
Ana es muy guapa.
Susana es tan guapa como Carla.
Ana es más guapa que Susana y Carla.
Ana es la (chica) más guapa.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

¿preguntas?
vergelijkingen/wederkerend ww/ropa (post-it)
Wat weten we nog?

Slide 11 - Slide

 ¿Qué meto en la maleta?
  • Bekijk het filmpje.
  • Noteer zoveel mogelijk  die Eva in haar koffer stopt.

Daarna:
Hoy llevo

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

¡A practicar con los reflexivos!
TB Oefening 5b p.80 
Vraag aan je medecursist of de onderstaande stellingen op haar/hem van toepassing zijn.
1. Ducharse con agua fría.
¿Te duchas con agua fría?
 -Sí, me ducho con agua fría
-No, no me ducho con agua fría

Slide 14 - Slide

14b WB extra uitleg
14a. zin 1. Miguel se levanta a las 8 (hij staat op om 8 uur)
14b. zin 1. Miguel se ha levantado a las 8 (hij is opgestaan)

Hoe omzetten van een wederkerend werkwoord van de presente naar presente perfecto?
Zie stappenplan op volgende slide

Slide 15 - Slide

Hoe omzetten van presente naar presente perfecto?
1. se levanta (presente, hij-vorm) / se acuesta
2. wat is infinitief? levantarse / acostarse
3. perfecto levantarse? -> levantarse -> levantado / acostado
4. toevoegen hulp ww perfecto -> ha
5. ha levantado (hier mag je niets tussen zetten) / ha acostado
6. toevoegen pers.voornaamwoord van wederkerende ww (me, te, se, nos, os ,se)
7. se ha levantado / se ha acostado

Slide 16 - Slide

Het persoonlijk vnw staat:
- altijd voor het vervoegde werkwoord (het staat los)
Me ducho con agua fría
Maar: als er ook een infinitief bij staat mag het er ook achter:
Me quiero duchar
of
- direct achter de infinitief (dan wel er aan vast!)
Quiero ducharme con agua fría

Slide 17 - Slide

Caminando
AHORA parte II, Nr. 5 t/m 12 TB:
  • aanwijzend vnw
  • Gerundio

Empezamos con 5 TB p.80

Slide 18 - Slide

Conocer a
Visitar a      + persoon 
encontrar a
Disfrutar  de
conocer
visitar           + geen persoon
encontrar
conocer=
leren kennen, kennen
behalve na  tener
tener a 2 hijos
werkwoorden met vaste voorzetsels, Nr. 5 TB p. 80

Slide 19 - Slide

De volgende werkwoorden hebben vaak een persoon als lijdend voorwerp en wordt voorafgegaan door a
Conocer a
Visitar a      + persoon 
encontrar a
1. ¿Conoces a Shakira?
Sí, la conozco.

2. ¿Visitas hoy a tus padres?
Sí, los visito.

3. ¿Has encontrado a otros peregrinos? 
Sí, los he encontrado
Lijdend voorwerp:
lo,los,la,las
timer
5:00
Maak 17 WB p.85

Slide 20 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
zie ook p. 80 en de 
uitleg bij 6.4 op pag. 121 TB


Slide 21 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord, Nr. 6a TB
57
este/a/estos/as = deze, dit        ese/a/esos/as = die, dat
esto = dit (hier)                          eso = dat (daar)
-> esto /eso verwijst naar iets wat niet concreet wordt genoemd.

Slide 22 - Slide

vervolg aanwijzend vnw, zie ook 6.4 p. 121 TB
Dichtbij de spreker ->                      ESTE, ESTA, ESTOS, ESTAS  (deze, dit)
aquí = hier 

Iets verder van de spreker->          ESE, ESA, ESOS,ESAS (die, dat)
ahí / allí = daar /  daarginds
"Este gato aquí." Deze kat hier
"Ese gato ahí."     Die kat daar
"Aquel gato allí." Die kat daarginds

Slide 23 - Slide

vervolg aanwijzend vnw
Dichtbij de spreker ->                         ESTE, ESTA, ESTOS, ESTAS  (deze, dit)
aquí = hier 

Iets verder van de spreker->             ESE, ESA, ESOS,ESAS (die, dat)
ahí = daar
allí = daarginds (nog verder weg)   AQUEL/ AQUELLA / AQUELLOS / AQUELLAS 
                                                                 (die, dat)

"Esta chica aquí." Dit meisje hier
"Esa chica ahí."     Dat meisje daar
"Aquella chica allí." Dat meisje daarginds

Slide 24 - Slide

a practicar
Nr. 7 TB 
in tweetallen 10 verschillen zoeken en opschrijven
gebruik werkwoorden en vergelijkingen en 
natuurlijk je woordenschat



timer
7:00

Slide 25 - Slide

Tekstboek p.81 Nr.8
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
1. ¿Cuánto tiempo se necesita para hacer el camino?
2. ¿Se puede ir solo?
3. ¿Qué se puede hacer para evitar el mal de las alturas?
4. ¿Cuáles son los mejores meses para hacer la ruta?
6. ¿Qué calzado se recomienda?



Slide 26 - Slide

Dar consejos - Adviezen geven, Nr. 9 TB p. 81
Je kunt in het Spaans adviezen geven met onderstaande constructies. Je gebruikt ze in combinatie met het hele werkwoord. 
  1. Se recomienda + hele werkwoord = Men beveelt aan om...
  2. Es mejor + hele werkwoord = Het is beter om ...
  3. Conviene + hele werkwoord = Het is raadzaam om ...
  4. (No) es necesario + hele werkwoord = Het is (niet) nodig om..

Slide 27 - Slide

Dar consejos ...

  • Se recomienda ...

  • Es mejor ...
  • (No) Conviene ...

  • (No) Es necesario ...
+ infinitivo

pasar unos días en Cusco.
llevar zapatos cómodos.
viajar en junio, julio o agosto.
hacer la ruta en cuatro días.
llevar niños a esta excursión.
llevar alimentos.  

Slide 28 - Slide

Dar consejos - Nr. 9b Recomendaciones para viajar
en grupos de 3 o en parejas


timer
5:00

Slide 29 - Slide

Dar consejos
- No leo nunca. 
--> Conviene leer libros interesantes.

Kies een situatie en formuleer 4 "consejos" zoals bij nr. 9a TB p.81

Slide 30 - Slide

Gerundio (aan het doen zijn)
De Gerundio gebruik je om te vertellen wat je op dit moment aan het doen bent of wat er aan de gang is. Je gebruikt daarvoor het werkwoord estar + gerundio

 + gerundio vorm. 
ESTAR
estoy estás está estamos estáis están

Slide 31 - Slide

LET OP
VANAF HIER NIET GEDAAN IN LES 1
WORDT UITGELEGD DINSDAG IN LES 2 EN/OF DONDERDAG IN LES 3

Huiswerk: denk aan de TT van 7-8

Slide 32 - Slide