voorzetsels

• NT2
• HBO
• Studiejaar 1

voorzetsels

Het meisje staat voor de kast.

Het meisje zit op de kast.

Het meisje ligt onder het raam.

Het meisje is in de kast.

Het meisje staat achter de kast.

1. op
2. in
3. boven
4. tegen

1. achter
2. onder
3. in
4. tegen

1. achter
2. in
3. boven
4. voor

Maak een zin met de voorzetsels van de spinner. 

Nu zelf oefenen! 

Kijkplaat

Eerst in duo's

Dan klassikaal