les 6 okt '20 (41) vakantiekaart + passé composé + voortzetsels.

Bonjour!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

De quoi as-tu besoin? 


LessonUp > Pincode invoeren



Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire? et pourquoi?
Grammatica: le passé composé met avoir +  prépositions -voorzetsel van landen en steden (pages jaunes) 


Les expressions (pages jaunes)

De vocabulairelijst die je zelf hebt ingevuld en gecontroleerd. Beide kanten op Fr>Nl en Nl >Fr


Let op! Je moet op de test de grammatica kunnen toepassen op de (werk)woorden en samenvoegen in een verhaal. Oefen hier dus ook mee!







  

Slide 3 - Slide

 kennistest chapitre 1
+
vakantiekaart 

Slide 4 - Slide

carte postale

Slide 5 - Slide

À la fin de ce cours, je peux...
Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er (zie ww vocabulairelijst) + ww avoir, en être goed vervoegen.

Ik kent de voortzetsels en kan ze in mijn vakantiekaart gebruiken.

Ik kan vakantiekaart opdracht 13 (chapitre 1.3) schrijven + vocabulaire (ERK opdrachten in je map Frans in Onedrive!)

Slide 6 - Slide

Le passé composé

NL: voltooid tegenwoordige tijd > 
om te vetellen wat er in het verleden is gebeurd.

vorm: hulpwerkwoord - bijv. avoir (hebben) + voltooid deelwoord. 



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe maak je passé composé?










Let op! Het voltooid deelwoord van een werkwoord op -er eindigt altijd op .
      
Hulpwerkwoord 
 > ww avoir

voltooid deelwoord
> ww op -er

voltooid tegenwoordige tijd
J'ai 

J'ai

Let op! Je suis aller
regardé > regardé 

parler > parlé

aller > allé(e)
J'ai regardé

J'ai parlé

Je suis allé(e)

Slide 9 - Slide

Kies een ww uit uit je woordenlijst...
En maak een zin!

Slide 10 - Open question

ww faire
faire = doen/maken         fait = gemaakt/gedaan
(fait is namelijk de passé composé-vorm van faire)

Elles ont fait du foot  = zij hebben gevoetbald  
(want: het hele werkwoord is faire du foot)

Faire gebruik je om te vertellen 

Slide 11 - Slide

de + le = du (voorzetsel)
Je fais de le vélo 
J'ai fais du vélo (ik fiets) = ik heb gefietst

de + la = de la
J'ai fait de la planche à voile = ik heb gesurft




Slide 12 - Slide

Vertaal in het Fr 'ik rij met de quad'.
A
J'ai fait du quad.
B
J'ai fait de le quad.

Slide 13 - Quiz

Voorzetsels bij landen- en stedennamen


De landennamen kunnen vrouwelijk en mannelijk zijn.



Slide 14 - Slide

Voorzetsels bij landen

Bij mannelijke landennamen gebruik je -au.
Je suis allé(e) à le  au Portugal = ik ben naar Portugal gegaan.

Bij vrouwelijke landennamen gebruik je -en.
Je suis allé(e) à la en Italie = ik ben naar Italie gegaan.

Bij meervoudige landennamen of gebruik je -aux.
Je suis resté(e) à les aux Pays-Bas > ik ben in NL gebleven.

Let op! vrouwelijk landennamen herken je omdat ze altijd op een - e eindigen

Slide 15 - Slide

Voorzetsels van steden en dorpen  

Bij namen van steden en dorpen gebruik je
Valérie a habité à Paris = Valérie heeft in Paris gewoond. 

Slide 16 - Slide

Vul het juiste voorzetsel in:
J'ai habité ... Paris.
A
à
B
au

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in:
Je suis allé(e)... Japon
A
au
B
aux

Slide 18 - Quiz

Straks!... S'exercer à deux! 

J'ai mangé des frites en Belgique/je suis allé(e) à Paris, etc...

Slide 19 - Slide

Oefenen met opdracht 13 - schrijf een vakantiekaart.

Slide 20 - Slide

In welke deel van Frankrijk je op vakantie bent.

Je ... en vacances à Nice, sur la Côte d'Azur.
A
fait
B
suis

Slide 21 - Quiz

Wat voor weer het is?

Le temps est magnifique! ... ... toujours beau et chaud.
A
Nous mangons...
B
Il fait...

Slide 22 - Quiz

Met wie je op vakantie bent?

J'ai joué au tennis ... ... ...
A
avec mes amis/mes parents, etc.
B
en ville.

Slide 23 - Quiz

Welke sport je gedaan hebt? Let op! présent of passé composé?

... ... du surf/de la planche à voile, etc.
A
Nous avons fait...
B
Nous faisons...

Slide 24 - Quiz


Aan welke activiteiten je hebt deelgenomen?

Le soir ... ... ... des crêpes en ville et on a fait du shopping.
A
nous avons mangé...
B
on a visité...

Slide 25 - Quiz

Salut!
Je suis en vacances à Nice, sur la côte d'Azur. Le temps est magnifique! Il fait toujours beau et chaud. 
Hier, j'ai joué au tennis avec mes amis. Nous avons fait du surf. Et le soir, nous avons mangé des crêpes et on a fait du shopping en ville. 

Bises!

Slide 26 - Slide

Ensuite...
- So verbe- être doornemen en verbeteren (Individueel of tweetallen).
- Oefenen met het spel: voorzetsels nationalités et pays tijdens domeintijd.
- Je maakt leçon 5: 4,5, 8,9,10 af. 
- Oefenen grammaticatrainer leçon 4 http://www.verbuga.eu/Mise/Mise.html 

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video