V3A herh. Erfelijkheid & Evolutie

1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van .......................
A
Geboorte
B
Geslachtsgemeenschap
C
Bevruchting
D
Celdeling

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort is het meest recent ontstaan: A, C of E?
A
A
B
C
C
E

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

De informatie van een genenpaar is altijd gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard.
Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.

Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
alle 84

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

F1 moet F2 zijn, ouders zijn dus F1. Er wordt gevraagd van de 84 grijze individuen, dus 2/3e daarvan, is 56.
Bij een kikker bevatten bepaalde cellen 13 chromosomen. Zijn dit geslachts- of lichaamscellen?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Kun je niet weten

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Kim laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert haar genotype en/of fenotype?
A
Genotype wel, fenotype wel
B
Genotype wel, fenotype niet
C
Genotype niet, fenotype wel
D
Genotype niet, fenotype wel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de genen in een witte bloedcel gelijk of ongelijk aan darmwandcellen van dezelfde persoon.
A
Gelijk
B
Ongelijk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort heeft de meeste selectiedruk op nakomelingen?
A
IJsbeer
B
Kikker

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wordt het geslacht van de mens bepaald door de vader of de moeder?
A
Vader
B
Moeder

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Staan de genen voor het maken van insuline aan in de hartcellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Bij ........... voortplanting ontstaan nieuwe genotypen bij de nakomelingen.
A
alle vormen
B
geslachtelijke
C
ongeslachtelijke

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.

Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het proces waarbij de best aangepaste individuen het meest zullen voortplanten noemen we
A
Evolutie
B
Natuurlijke selectie
C
Mutatie
D
Modificatie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij de mens is het aantal chromosomen per cel 46 (2n).
Maximaal hoeveel chromosomen in een lichaamscel van een meisje kunnen theoretisch kopieën zijn van de chromosomen van haar grootvader van vaderszijde?
A
12
B
22
C
23
D
46

Slide 17 - Quiz

Want opa kan 23 doorgeven aan vader. vader kan de helft doorgeven aan dochter, maar niet de Y die hij van de opa heeft gekregen. Dus 22. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions