Toetsvoorbereiding H6

Toetsvoorbereiding H6
Nationalisme en modern imperialisme
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding H6
Nationalisme en modern imperialisme

Slide 1 - Slide

Leerdoelen + begrippen
  • De leerdoelen staan in je studiewijzer
  • Kennen: alle begrippen van paragraaf 1 en 3

Slide 2 - Slide

Leren
- Probeer de aantekeningen in eigen woorden uit te leggen. 
- Als dat niet lukt, pak je het boek erbij en lees je de tekst. 
- Ga naar de leerdoelen in de studiewijzer
- Probeer antwoord te geven op de leerdoelen
- Als dat niet lukt, zoek je het antwoord in je aantekeningen of boek. 

Slide 3 - Slide

Let op! Tijdens de toets:
- Geef antwoord op wat er gevraagd wordt.
- Controleer je antwoord door de vraag weer te lezen.
- Bronelementen = wat je ziet of leest in een bron.
- Wees volledig in je antwoorden.

Wat je hebt geleerd moet je tijdens de toets TOEPASSEN.
En niet HERPRODUCEREN.

Slide 4 - Slide

Oefenvraag 1
Leg uit wat het "machtsevenwicht" betekende dat tijdens het Congres van Wenen werd nagestreefd. Geef een concreet voorbeeld.

Slide 5 - Open question

Oefenvraag 2
Leg uit welk verband er bestaat tussen de Industriële Revolutie en het modern imperialisme.
Leg dit uit aan de hand van het begrip ‘afzetmarkten’.

Slide 6 - Open question

Oefenvraag 3
Beschrijf de situatie op de Balkan rond 1900. Welke volkeren streefden naar onafhankelijkheid en waarom was dit gebied zo explosief?

Slide 7 - Open question

Oefenvraag 4
Er zijn verschillende redenen geweest waardoor de spanningen in Europa toenamen. Noem een reden en leg dit uit.

Slide 8 - Open question

Volgende vragen zijn bedoeld om je BASISkennis te testen.
Dit zijn geen oefenvragen voor de toets.

Slide 9 - Slide

Nationalisme is...?
A
Grote liefde voor nationalisme.
B
Grote liefde voor een eigen staat.
C
Grote liefde voor een een stad of streek.
D
Grote liefde voor je eigen land, volk en cultuur.

Slide 10 - Quiz

Herstel van de politiek-bestuurlijke situatie van vóór de Franse Revolutie, waarbij veel landen weer een vorst aan het hoofd kregen.
A
Restaurant
B
Nationalisme
C
Imperialisme
D
Restauratie

Slide 11 - Quiz

Wat is Militarisme?
A
Liefde voor het leger, wapens en militaire discipline.
B
Grote liefde voor je eigen land, volk en cultuur.
C
Grote liefde voor uniformen en tanks
D
Oorlog is een goede manier om vrede te bewaren.

Slide 12 - Quiz

Waar waren de leiders van Europa in 1814-1815 bang voor?
A
Revolutie.
B
Te veel koningen aan de macht.
C
Dat Frankrijk te sterk zou worden.
D
Nationalisme.

Slide 13 - Quiz

Op het congres van Wenen werd besloten dat: Koningen weer landen gingen regeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

In de 19e eeuw kregen mensen door het nationalisme........belangstelling voor de geschiedenis.
A
Meer
B
Minder
C
Vaker
D
Nooit

Slide 15 - Quiz

Waardoor raakte de Duitse staten alsnog verenigd?
A
Bismarck kreeg ruzie met Oostenrijk
B
Pruisen en Duitsland kregen oorlog
C
Frankrijk viel Pruisen aan
D
De Fransen vermoordden de Duitse koning

Slide 16 - Quiz

Wat was GEEN grote mogendheid na de nederlaag van Napoleon in 1815?
A
Rusland
B
Pruisen
C
Ottomaanse rijk
D
Polen

Slide 17 - Quiz

Welk land was een veelvolkerenstaat onder leiding van de Habsburgse keizer?
A
Oostenrijk- Hongarije
B
Duitsland
C
Ottomaanse Rijk
D
Rusland

Slide 18 - Quiz

Wanneer scheiden de Belgen zich af van Nederland?
A
1815
B
1830
C
1839
D
1856

Slide 19 - Quiz

Wat betekent oppositie?
A
Samenwerkende partijen in de regering
B
Tegenstanders van de regering
C
De regerende partijen
D
De invloed van burgers

Slide 20 - Quiz

Wie was de Pruisische kanselier?
A
Napoleon III
B
Wilhelm II
C
Otto von Bismarck
D
Frans-Jozef

Slide 21 - Quiz

Waardoor werd de Frans-Duitse oorlog een bloedbad?
A
Door de industrialisatie waren de wapens veel dodelijker dan vroeger
B
De legers hadden heel veel getraind voor deze oorlog
C
De tank werd uitgevonden
D
De Duitsers vochten hard voor onafhankelijkheid van Frankrijk

Slide 22 - Quiz

Op welke plek werd de Duitse overwinning en de Franse nederlaag getekend in 1871?
A
Franse Paleis Versailles
B
Duitse koningsburcht Hohenzollern
C
Paleis in Wenen
D
Paleis Den Bosch

Slide 23 - Quiz

In 1830 werden codes met stroom via koperdraad over lange afstanden verstuurd met een ….
A
Telefoon
B
Grammofoon
C
Telegraaf
D
Schrijfmachine

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt de last van de blanken om de andere mensen op te moeten voeden genoemd?
A
Protectoraat
B
Invloedssfeer
C
Blanks burden
D
White mans burden

Slide 25 - Quiz

Wat hoort NIET bij de conferentie van Berlijn?
A
De conferentie was in 1884.
B
Bij de conferentie werd Congo aan de Belgische koning gegeven
C
Afrika werd verdeeld zonder rekening te houden met de volken die daar woonden
D
Azië werd verdeeld zonder rekening te houden met de volken die daar woonden

Slide 26 - Quiz

Wat betekent inheems?
A
Uit het land zelf
B
Uit een ander land
C
Guerrilla
D
Geëmigreerd naar een ander continent

Slide 27 - Quiz

Wat is een protectoraat?
A
Land dat formeel onafhankelijk is, maar wordt gecontroleerd door een mogendheid
B
Land dat volledig gekoloniseerd is door een Europese mogendheid.
C
Land waar een guerillaoorlog heerst en waar men voor vrede moet zorgen
D
Land dat alleen handelsposten heeft.

Slide 28 - Quiz

Wat is een guerillaoorlog?
A
Een oorlog tussen twee grote legers die tegenover elkaar staan in loopgraven
B
Een oorlog waarbij kleine groepen strijders vanuit hinderlagen aanvallen en zich snel terugtrekken
C
Een oorlog die wordt gevoerd met moderne wapens zoals tanks en vliegtuigen
D
Een oorlog waarin landen elkaar economisch proberen te verwoesten.

Slide 29 - Quiz

Waarom steunde Rusland verschillende Balkanlanden?

A
Alleen om economische redenen
B
Om Napoleon te verslaan
C
Vanwege de industriële revolutie
D
Gedeelde Slavische taal, geloof en toegang tot ijsvrije havens

Slide 30 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
Een machtsstrijd tussen Engeland en Frankrijk
B
Veel kolonies stichten in Afrika en Azie
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 31 - Quiz

Welk soort motief hadden de Europeanen niet voor modern imperialisme?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
demografisch

Slide 32 - Quiz

Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en eindproducten
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindproducten

Slide 34 - Quiz

Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (hier China)
B
Verovering voor de machtspositie in de wereld
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Chinese zijde voor textiel)

Slide 35 - Quiz

n welk jaar vond de Conferentie van Berlijn plaats waarbij Afrika werd verdeeld?
A
1814-1815
B
1830
C
1884-1885
D
1900

Slide 36 - Quiz

Wat zei Bismarck over Duitse eenheid?
A
Eenheid vormen we door democratie
B
Eenheid vormen we met bloed en ijzer
C
Eenheid komt vanzelf
D
Eenheid is onmogelijk

Slide 37 - Quiz

Waarom steunde Rusland verschillende Balkanlanden?

A
Alleen om economische redenen
B
Om Napoleon te verslaan
C
Vanwege de industriële revolutie
D
Gedeelde Slavische taal, geloof en toegang tot ijsvrije havens

Slide 38 - Quiz