This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 5 tot en met 7
Kort herhalen. Test je zelf!
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Ik kan de vragen beantwoorden over de toetsstof
Slide 2 - Slide
Wat zijn hoofdgrondstoffen van een brooddeeg?
Slide 3 - Open question
Wat zijn de hoofdgrondstoffen voor een beslag?
A
Eieren, zout, suiker.
B
Eieren, suiker, bloem.
C
Eieren, zout, vetstof.
D
Eieren, bloem, gist.
Slide 4 - Quiz
Wat is een boterdeeg?
Slide 5 - Open question
Welke hoofdgrondstoffen gebruik je voor het maken van een boterdeeg?
A
Bloem, vocht, zout
B
Bloem, zout, citroenrasp
C
Bloem, suiker, vanille
D
Bloem, vet, suiker
Slide 6 - Quiz
Hulpgrondstoffen maken het product beter en de verwerkbaarheid hoger
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke vetstof wordt gebruikt om spritsen van te maken?
A
cakemargarine
B
crèmemargarine
C
hooiboter
D
korstmargarine
Slide 8 - Quiz
Welke handelingen voer je uit bij het maken van spritsen?
Slide 9 - Open question
Waaraan herken je een roerdeeg?
A
Dunne en breekbare koekjes, alleen de randen bruin
B
zachte en luchtige koekjes, blank gebakken
C
krokante en dikke koeken, bruin gebakken
D
krokant van buiten en sponzig van binnen
Slide 10 - Quiz
Van welk deeg worden gevulde koeken gemaakt?
A
roerdeeg
B
zetdeeg
C
wrijfdeeg
D
brooddeeg
Slide 11 - Quiz
Bij het maken en afwerken van een taart, pas je een bepaalde volgorde toe. Maak de juiste volgorde. Kies uit: Opspuiten, Snijden, maskeren, garneren, vullen, aanzetten
Slide 12 - Open question
Noem twee voorbeelden van een deegbewerking
Slide 13 - Open question
Welke fout heb je gemaakt wanneer het brood tijdens het bakken open schreurt?
A
Te los opgemaakt
B
Te strak opgemaakt
C
Te veel gist gebruikt
D
Te veel water
Slide 14 - Quiz
Welke voedingsstoffen komen veel voor in volkorenbrood?
Slide 15 - Open question
Als je een kapsel in drieën snijdt en je ziet allemaal kleine klontjes in het kapsel. Wat zijn dit en hoe voorkom je dit?
A
bloemklontjes, ze heeft de bloem door het ei heen geroerd i.p.v. gespateld
B
luchtbelletjes, ze heeft het ei opgeklopt en de bloem erbij gedaan
C
Dit is geen fout
Slide 16 - Quiz
Wat is de éérste (en soms tweede) rijs van het brooddeeg?
A
ovenrijs
B
narijs
C
bulkrijs
Slide 17 - Quiz
Wanneer gaat de narijs in van een brooddeeg?
A
NA het afwegen
B
Na de bulkrijs
C
na de ovenrijs
D
Na het opmaken
Slide 18 - Quiz
Welke hulpgrondstof zorgt voor malsheid in een brood?
A
enzymen
B
suiker
C
water
D
vet
Slide 19 - Quiz
Wanneer gaat de ovendeur open bij het bakken van krokant brood?
A
A. Bij het begin van het bakproces.
B
B. Op het einde van het bakproces.
C
C. Wanneer de ovenrijs begint.
D
D. Wanneer het broodproduct gaat kleuren.
Slide 20 - Quiz
Krokant brood wordt gestoomd zodat het brood meer volume krijgt
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Welke techniek zie je hier?
A
vullen
B
fonceren
C
verdelen
D
modelleren
Slide 22 - Quiz
Wanneer gaat bij een brooddeeg de narijs in?
A
Na het afwegen
B
Na de bulkrijs
C
Na het opmaken
D
Na de ovenrijs
Slide 23 - Quiz
Hoe zorg je dat een broodproduct meer glans krijgt?
A
Door te stomen
B
Door de strijken met ei na bakken
C
Door niet te stomen
D
Door het uit te laten wasemen
Slide 24 - Quiz
Hoe ontstaat het ontkoppelen en koppelen van dwarsverbindingen in een brooddeeg?
Slide 25 - Open question
Welke twee ontwikkelingen zijn belangrijk in het narijsproces van een brooddeeg?