Oefenvragen anatomie deel 2

Welke beenderen zijn pijpbeenderen
A
ruggenwervels
B
scheenbeen
C
ruggenmerg
D
ribben
1 / 38
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke beenderen zijn pijpbeenderen
A
ruggenwervels
B
scheenbeen
C
ruggenmerg
D
ribben

Slide 1 - Quiz

Wat betekent spierinnervatie
A
prikkeling van de spier
B
doorbloede spier
C
ontspanning van de spier
D
verharde spier

Slide 2 - Quiz

Welke bloedvaten vervoeren slagaderlijk en aderlijk bloed
A
capillairen
B
venen
C
aders
D
varices

Slide 3 - Quiz

Wat wordt er opgenomen in de chylvaten
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten
D
glucose

Slide 4 - Quiz

welke bloedvaten zorgen voor stolling van het bloed
A
leukocyten
B
erytrocyten
C
geen antwoord is goed
D
trombocyten

Slide 5 - Quiz

Welk hormoon zorgt voor samentrekken van de baarmoeder
A
oxytocine
B
progestron
C
oestrogeen
D
androgeen

Slide 6 - Quiz

Welk hormoon komt zowel bij de man als de vrouw voor
A
Androgeen
B
progesteron
C
Oestrogeen
D
testosteron

Slide 7 - Quiz

Welk hormoon verlaagt onze bloedsuikerspiegel
A
insuline
B
adrenaline
C
glucagon
D
androgeen

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt de gemengde zenuw genoemd
A
de vijfde hersenzenuw
B
de 2e hersenzenuw
C
de zevende hersenzenuw
D
geen antwoord is goed

Slide 9 - Quiz

Wat kan een oorzaak zijn van een hypotonische spier
A
langdurig ziekte
B
huidziekte
C
slecht slapen
D
geen van de antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quiz

Welk lichaamsbeeld heb je bij een hypofunctie van de schildklier
A
toename van gewicht
B
onrustige huid
C
afname van gewicht
D
geen van de antwoorde zijn juist

Slide 11 - Quiz

Wat is een glomerus
A
een aderlijk haarvatenkluwen in de nierschors
B
een slagaderlijk haarvatenkluwen in de nierschors
C
een lymfe haarvatenkluwen in de nierschors
D
alle antwoorden zijn mogelijk

Slide 12 - Quiz

Resorptie van nuttige stoffen uit de voorurine vindt onder andere plaats in
A
lis van Henle
B
Nierbekken
C
het kapsel van Bowman
D
antwoord a en c is goed

Slide 13 - Quiz

De nieren scheiden afvalstoffen uit die worden aangevoerd via
A
urineleider
B
slagader
C
ader
D
bijnier

Slide 14 - Quiz

De nierpoort is de plaats waar
A
lymfe haarvatenkluwen in de nierschors
B
een slagader de nier binnen gaat
C
een ader de nier binnengaat
D
urineleider de nier binnen gaat

Slide 15 - Quiz

als de Ph-waarde van het bloed te hoog is dan scheiden de nieren
A
zuren uit
B
alkaliën uit
C
melk uit
D
eiwitten uit

Slide 16 - Quiz

Niermerg wordt ook wel
A
de piramidelaag
B
gestreepte leeg
C
gladde laag
D
gespikkelde laag

Slide 17 - Quiz

Urine bestaat uit ongeveer
A
99% water
B
100% water
C
95% water
D
98% water

Slide 18 - Quiz

Wat betekent interne secretie

Slide 19 - Open question

Wat is ureum?

Slide 20 - Open question

Wat is anaërobe verbranding

Slide 21 - Open question

Uit welk spierweefsel bestaat de binnenste sluitspieren
A
dwarsgestreept spierweefsel
B
glad spierweefsel
C
glad en dwarsgestreept spierweefsel
D
geen antwoord is juist

Slide 22 - Quiz

Uit welk spierweefsel bestaat de buitenste sluitspieren
A
dwarsgestreept spierweefsel
B
gladspierweefsel
C
antwoord a en b is juist

Slide 23 - Quiz

Dwarsgestreept spierweefsel is
A
staat onder invloed v.h. onwillekeurige zenuwstelstel
B
snel vermoeid
C
wordt nooit aangetroffen in een kringspier

Slide 24 - Quiz

Myogelosen komen het meest voor waar
A
de spierbuik
B
pezen aan botten zijn bevestigd
C
spieren het slechts zijn doorbloed

Slide 25 - Quiz

Ten gevolge van anaërobe processen in spieren ontstaat onder andere
A
koolzuur
B
Melkzuur
C
zuurstof
D
waterzuur

Slide 26 - Quiz

de belangrijkste brandstof voor spieren zijn
A
eiwitten
B
glucose
C
vetten
D
water

Slide 27 - Quiz

spieren die een buiging in een gewricht veroorzaken, noemt men
A
adductoren
B
extensoren
C
flexoren

Slide 28 - Quiz

De meeste mimische spieren ontspringen aan een beenstuk en hechten aan
A
een pees
B
ander beenstuk
C
de huid

Slide 29 - Quiz

De trompetspier is een voorbeeld van
A
kringspier
B
meerhoofdige spier
C
meer buikige spier

Slide 30 - Quiz

Welke spier is de strekker van de arm
A
drie hoofdige armspier
B
opperarm-spaakbeenspier
C
tweehoofdige armspier

Slide 31 - Quiz

spiertonus is de spanning van een spier
A
tijdens aanspannen
B
als de spier verslapt
C
in de rusttoestand

Slide 32 - Quiz

de skeletspieren van het gelaat hebben zowel hun oorsprong als hun aanhechting aan
A
de huid
B
een pees
C
een beenstuk

Slide 33 - Quiz

bij een isometrische spiercontractie
A
blijft de lengte van de spier gelijk, maar veranderd de spanning van de spier
B
veranderd de lengte van de spier en blijft de spanning gelijk
C
veranderd zowel de lengte als de spanning van de spier

Slide 34 - Quiz

dwarsgestreept spierweefsel treffen we aan in
A
het skelet
B
de wand van de holle organen
C
in de spierpezen

Slide 35 - Quiz

sommige spieren ondersteunen elkaars werking, deze spieren noemen we
A
antagonisten
B
geen van de antwoorden zijn juist
C
synergisten

Slide 36 - Quiz

Myogelosen zijn verhardingen in het spierweefsel. Zij worden veroorzaakt door een ophoping van:
A
koolzuur in de spier
B
citroenzuur in de spier
C
melkzuur in de spier

Slide 37 - Quiz

Hoe heb je deze vragen voor je gevoel gemaakt

Slide 38 - Open question