(T) Noteer de bijvoeglijke naamwoorden van de volgende zinnen.
11. Wil je in het winkelcentrum nog een nylon panty en drie katoenen T-shirts kopen?
12. De nieuwe iPod is prachtig!
13. De Spaanse autocoureur bestuurde een aerodynamische groene auto met metalen velgen.
14. Wiskunde is een leuk vak, maar biologie is toch interessanter.
15. De stoere kickbokser kocht een gloednieuwe paarse scooter voor zijn Amerikaanse vriendin.