Les 6 verdienen en uitgeven

H 2 en 3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H 2 en 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Overheid en conjunctuur

Hoogconjunctuur
- Goed met overheidsfinanciën 
Weinig uitkeringen en veel belastinginkomsten 

Risico: bestedingsinflatie




Laagconjunctuur
- Slechter met overheidsfinanciën, veel uitkeringen en weinig belastinginkomsten 

Risico: werkloosheid

Slide 3 - Slide

Anti-cyclisch begrotingsbeleid
Periode overbesteding overheid gaat:
- Eigen uitgaven verlagen --> minder vraag -->  overbesteding neemt af --> bestedingsinflatie neemt af. 

- Belastingen verhogen --> Minder inkomen --> minder vraag --> overbesteding neemt af --> bestedingsinflatie daalt 

Slide 4 - Slide

Gevolg
In deze periode kan de overheid minder uitgeven en meer ontvangen, zodat de opgebouwde schuld in de periode van onderbesteding kan worden afgelost.

Helaas blijkt lenen politici en kiezers makkelijker af te gaan dan terug betalen, zodat de overheidsschulden inmiddels mede door dit beleid flink zijn opgelopen.

Slide 5 - Slide

Anti-cyclisch begrotingsbeleid
In een periode van onderbesteding zal de overheid:
- Eigen uitgaven vergroten --> meer vraag --> meer productie nodig --> meer arbeiders nodig --> conjuncturele werkloosheid daalt. 
- Belastingen verlagen --> consumenten houden meer inkomen over --> meer vraag --> meer productie --> meer arbeiders --> daling conjuncturele werkloosheid 

Slide 6 - Slide

Gevolg 
Dit heeft wél tot gevolg dat de overheid een schuld gaat opbouwen, omdat de inkomsten dalen (belastingen omlaag) en de uitgaven stijgen (overheidsbestedingen omhoog).
Bovendien kunnen twee effecten het beleid sterk afzwakken:
– er kan een liquiditeitsval optreden, waardoor consumenten de belastingkorting gaan sparen en niet gaan uitgeven;
– extra uitgaven lekken via het kopen van geïmporteerde producten weg naar het buitenland.

Slide 7 - Slide

Pro-cyclisch beleid 
Bijvoorbeeld kiezen voor bezuinigingen op het moment dat het slecht gaat met de economie, kijken naar structurele ontwikkeling in plaats van conjuncturele ontwikkeling. 

Slide 8 - Slide

Primaire inkomens 
  • rente /huur      voor productiefactor Kapitaal(goederen)
  • loon.                    voor productiefactor Arbeid

  • pacht.                 voor productiefactor Natuur               
  • winst.                  voor productiefactor Ondernemerschap

ezelsbrug: productiefactoren= KANO

Slide 9 - Slide

Primaire inkomens (worden verdiend in het productieproces)
  • voor productiefactor Kapitaal(goederen)
  • loon.                    voor productiefactor Arbeid

  • pacht.                 voor productiefactor Natuur               
  • winst.                  voor productiefactor Ondernemerschap

ezelsbrug: productiefactoren= KANO
Productiefactoren

Kapitaal= machines, gebouwen materialen. Oftewel alle goederen die ebruikt worden om andere goederen te maken
Arbeid= het werk van arbeiders
Natuur= grond, grondtoffen, warmte, regen
Ondernemerschap= Het combineren van de vorige 3 factoren op zo'n manier dat het (veel) winst oplevert
 

Slide 10 - Slide

OverdrachtsinkoOmens (worden verdiend in het productieproces)
Overdrachtsinkomens
Krijg je zonder dat je een tegenprestatie levert op dat moment. Werkenden betalen belasting en premies. Daaruit komen uitkeringen en toeslagen voor mensen die dat nodig hebben 
Bijvoorbeeld:
  • uitkeringen
  • kinderbijslag
  • zakgeld
  • huurtoeslag (toeslag= subsidie)

Slide 11 - Slide

OverdrachtsinkoOmens (worden verdiend in het productieproces)
Nationaal inkomen= het totale primaire inkomen van een land. Dit is gelijk aan het BBP (bruto binnenlands product)

Let op!: In het Nationaal inkomen zitten dus niet de overdrachtsinkomens. Want die worden immers "uit de primaire inkomens gehaald" door middel van belastingen en premies. Dus dan zou je ze "dubbel" meetellen!!

Slide 12 - Slide

loonquote
loon : totale inkomen x 100%

Dit % geeft dus aan hoe (de beloning voor) de productiefactor ARBEID is in procenten (=gedeelte) van het totale inkomen.

Slide 13 - Slide

Lorenzcurve is cumulatief

Slide 14 - Slide