What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 6, les 2 - games en computer
lesdoel
Ik leer woorden bij het thema games en computer.
en ik leer hoe je de betekenis van een werkwoord kunt vinden in het woordenboek.
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
lesdoel
Ik leer woorden bij het thema games en computer.
en ik leer hoe je de betekenis van een werkwoord kunt vinden in het woordenboek.
Slide 1 - Slide
Wat betekent het woord?
het bestand
A
Het document op de computer
B
Het programma op de computer
C
Het level in een game
D
De applicatie op de computer
Slide 2 - Quiz
Wat betekent de woorden?
overgaan in
A
Opslaan als
B
In iets anders veranderen.
C
Kopiëren naar
D
Hetzelfde blijven.
Slide 3 - Quiz
Wat betekent het woord?
online
A
Niet in kunnen loggen
B
Geen verbinding kunnen maken met de server
C
Niet verbonden zijn met internet
D
Wel verbonden zijn met internet
Slide 4 - Quiz
Wat betekent het woord?
opslaan
A
Verwijderen
B
Updaten
C
Bewaren
D
Delen
Slide 5 - Quiz
Wat betekent het woord?
beeldig
A
Heel erg mooi
B
Niet mooi om te zien
C
Een beeld in een museum
D
Van klei een kunstwerk maken
Slide 6 - Quiz
Wat betekent het woord?
de avond
A
Het deel van de dag tussen de lunch en het avondeten.
B
Het deel van de dag tussen het avondeten en de nacht.
C
Het deel van de dag tussen het ontbijt en de lunch.
D
Het deel van de dag dat je slaapt.
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het woord?
offline
A
Niet verbonden met internet.
B
Wel wifi maar geen 4G hebben.
C
Wel verbonden met internet.
D
Geen wifi maar geen 4G hebben.
Slide 8 - Quiz
Wat betekent de woorden?
omgeven door
A
Als er iets heel raars aan de hand is.
B
Als je niet meer weet hoe je verder moet.
C
Wat om iets of iemand heen is.
D
Als iemand je iets vergeeft.
Slide 9 - Quiz
Wat betekent het woord?
de hardware
A
Alle updates voor een computer, zoals systeem- en veligheidsupdates.
B
Alle veligheidsmaatregelen voor een computer
C
Alle zichtbare onderdelen voor een computer, zoals beeldscherm en muis.
D
Alle onzichtbare onderdelen van een computer, zoals de programma's en apps.
Slide 10 - Quiz
Wat betekent het woord?
stand-by
A
Paraat, klaar om te gebruiken.
B
Aan, het werkt.
C
Uit, eerst aanzetten.
D
Online, verbonden met het internet.
Slide 11 - Quiz
Wat betekent het roodgedrukte woord?
Als we deze eindbaas verslaan, komen we in het volgende
level
.
A
Het speelniveau
B
De laatste update
C
Hoeveel levens je nog moet
D
Online spelen met andere spelers
Slide 12 - Quiz
Welk woord ontbreekt in de zin?
Je kunt het bestand op de
...
opslaan.
A
harde schijf
B
zachte schijf
C
kleine schijf
D
grote schijf
Slide 13 - Quiz
Welk woord ontbreekt in de zin?
Als je met twee spelers wilt spelen, heb je een extra
...
nodig.
A
contracteren
B
controle
C
controleren
D
controller
Slide 14 - Quiz
Welk woord ontbreekt in de zin?
Je kunt die robot
...
door codes in te voeren.
A
overgaan
B
programmeren
C
opslaan
D
omgeven door
Slide 15 - Quiz
Welk woord ontbreekt in de zin?
Voor dit spel heb je een speciale
...
nodig.
A
pitching wedge
B
putter
C
joystick
D
club
Slide 16 - Quiz
Wat betekent het roodgedrukte woord?
In die fabriek zijn ze al in een vroeg stadium begonnen om het productieproces te
automatiseren
.
A
Zorgen dat alles offline staat
B
Zorgen dat alles online staat
C
Zorgen dat alles stand-by staat
D
Zorgen dat het vanzelf gaat
Slide 17 - Quiz
Welk woord ontbreekt in de zin?
De nieuwe jurk van mijn zusje staat
... .
A
vies
B
breekbaar
C
groot
D
snoezig
Slide 18 - Quiz
Wat betekent het roodgedrukte woord?
We maakten een voorstelling voor alle
ouders
van de klas.
A
kinderen
B
vaders en moeders
C
ouderen
D
juffen en meesters
Slide 19 - Quiz
Wat betekent het roodgedrukte woord?
De nieuwe game is erg
realistisch
.
A
Niets te maken hebben met de werkelijkheid.
B
De eindbazen zijn erg moeilijk.
C
Te maken hebben met de werkelijkheid.
D
De vormgeving is erg creatief.
Slide 20 - Quiz
Wat betekent het roodgedrukte woord?
De nieuwe versie wordt i
nteractief.
A
Informatie wordt uitgewisseld.
B
Informatie wordt geüpdatet.
C
Informatie wordt opgeslagen.
D
Informatie wordt offline gehaald.
Slide 21 - Quiz
taal
Thema 6 - les 2
blz. 28
Maak alle opgaven
Slide 22 - Slide
More lessons like this
Thema 6 - les 2 - woordenschat creatief
1 day ago
- Lesson with
19 slides
Rap
3 days ago
- Lesson with
24 slides
muzikale opvoeding
Secundair onderwijs
Rap
January 2022
- Lesson with
24 slides
muzikale opvoeding
Secundair onderwijs
Herhalingsles thema groeien en bloeien
June 2023
- Lesson with
23 slides
Wereldoriëntatie
Lager onderwijs
Welkom op het Radulphus College
January 2025
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 11
10 te vermijden fouten
September 2024
- Lesson with
45 slides
pav, Nederlands
Secundair onderwijs
Herhalingsles Nederlands 4
January 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Word
October 2018
- Lesson with
20 slides
by
Digitale Geletterdheid
ICT
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 1
Digitale Geletterdheid