2AH chapitre 5 cours 1

Voyage au paradis


Chapitre 5
2 havo/atheneum
1 / 54
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voyage au paradis


Chapitre 5
2 havo/atheneum

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
- Introductie chapitre 5 
- Vocabulaire


                       Lesdoel:
Kennismaken met chapitre 5 en weten wat je kunt verwachten in dit hoofdstuk. Meer leren over Franstalige landen.

Slide 2 - Slide

Chapitre 5: Voyage au paradis
Het thema van dit hoofdstuk is vakantie, zowel wintersport als zonvakanties.
Vocabulaire: vakantie / weer / landennamen / talen 

Je leert vertellen over: een Franstalig land, jouw vakantie en wat voor weer het is.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welke Franse woorden ken jij die te maken hebben met het thema: de vakantie?

Slide 6 - Mind map

Welke Franstalige landen ken jij?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

La francophonie

Slide 10 - Slide

In welk Franstalig land ben jij wel eens geweest?

Slide 11 - Mind map

les artistes francophones
De volgende artiesten zingen allemaal in het Frans
Ils chantent en français
mais... 
zij hebben een andere nationaliteit.
Ils ont une autre nationalité

Slide 12 - Slide

1

Slide 13 - Video

01:12
Baloji - l'hiver indien

   C'est Baloji Tshiani
  Il est Belge
Ses parents sont d'origine congolaise 

Slide 14 - Slide

1

Slide 15 - Video

02:47
Black M - Je suis chez moi

Il s'appelle Alpha Diallo
Il est français
Ses parents sont d'origine guinéenne

Slide 16 - Slide

1

Slide 17 - Video

01:27
Maître Gims - Le pire
    Il s'appelle Gandhi Djuna  
    Il est né au Congo 
    Il est Congolais 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

1

Slide 20 - Video

00:58
Lartiste - catchu
Il s'appelle Youssef Akdim 
Il habite en France
Il est Marocain

Slide 21 - Slide

1

Slide 22 - Video

01:03
Kelly Bado - Hey Terre
Elle s'appelle Kelly Bado
Elle chante en français et en anglais
Elle est canadienne 

Slide 23 - Slide

On va lire ensemble
We gaan nu samen een tekst lezen over een Franstalig iemand
Beantwoord voor jezelf de volgende vragen: 
wie? wat? waar?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Geef antwoord op de 3 vragen.
Zet in je antwoord:
wie:
wat:
waar:

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Op hoeveel continenten wordt Frans gesproken?
A
Alleen Europa
B
Meerdere landen in Europa
C
In Europa en Afrika
D
Op alle continenten

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Combien de personnes parlent français dans le monde?
A
63 millions
B
98 millions
C
189 millions
D
274 millions

Slide 30 - Quiz

Hoeveel franstalige landen zijn er in Afrika?
A
trois
B
treize
C
trente
D
trente-trois

Slide 31 - Quiz

Le français est la .....langue parlée par les hommes et femmes d'affaires dans le monde
A
deuxième
B
troisième
C
quatrième
D
cinquième

Slide 32 - Quiz

Hoe komt het dat ze in deze landen Frans spreken?

Slide 33 - Open question

Sénégal
Cambodge
Suisse
Canada

Slide 34 - Drag question

la Suisse
Le Cambodge
l'Espagne
le Luxembourg
la Belgique
Monaco
Le Canada
la Roumanie
Le Sénégal

Slide 35 - Drag question


De Pyreneeën is een gebergte tussen Frankrijk en ...............
A
Italië
B
Zwitserland
C
Spanje
D
België

Slide 36 - Quiz



De stad Grenoble ligt in de .......
A
Vogezen
B
Alpen

Slide 37 - Quiz



Corsica ligt in de .................
A
Middellandse Zee
B
Atlantische Oceaan

Slide 38 - Quiz



Ik ben weleens in Euro Disney bij Parijs geweest
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

Nice ligt in de Côte d'Azur
A
Vrai
B
Faux

Slide 40 - Quiz

Frankrijk heeft een president, dus is het een .........
A
dictatuur
B
monarchie
C
republiek

Slide 41 - Quiz

Hoe heet de president van Frankrijk?

Slide 42 - Mind map

faire du ski
nager
la plage
faire de la plongée
la mer
faire du snowboard
vacances au soleil
vacances à la neige

Slide 43 - Drag question

    A
NF/FN

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Welk woord hoort niet in dit rijtje?
A
l'avion
B
l'aéroport
C
tomber
D
partir

Slide 47 - Quiz

Wat betekent: raconter?
A
blijven
B
vertellen
C
komen
D
vallen

Slide 48 - Quiz

C'était komt van het werkwoord être
A
waar
B
niet waar

Slide 49 - Quiz

Wat betekent naar huis gaan?
A
louer
B
rentrer
C
partir
D
rester

Slide 50 - Quiz

Welk woord hoort niet in dit rijtje?
A
bronzé(e)
B
à la montagne
C
faire du ski
D
se casser la jambe

Slide 51 - Quiz

Traduis: skiën

Slide 52 - Open question

Traduis: de vakantie

Slide 53 - Open question

huiswerk
woensdag 17 / vrijdag 17 februari

- apprends voc. B
- fais ex. 8, 10, 11, 12

Slide 54 - Slide