Leesvaardigheid: alinea's en kernzinnen + signaalwoorden en functiewoorden




Leesvaardigheid Les 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




Leesvaardigheid Les 3

Slide 1 - Slide

huiswerk 
Voor vandaag: 
Paragraaf 1: opdracht 1 en 2
Paragraaf 2: opdracht 1 en 2

Voor deze week: 
Paragraaf 3: opdracht 1 en 4
Paragraaf 4: opdracht 1 en 2
Paragraaf 5: opdracht 4

Slide 2 - Slide

maandag 19 april 14.00-14.15 E23 luuk sowa 4hb
maandag 19 april 14.15-14.30 E23 Marit Meijlink 4Hb
maandag 19 april 14.30-14.45 E23 Julia emmer 4hb
maandag 19 april 14.45-15.00 E23 Roald Degens 4hb
maandag 19 april 15.00-15.15 E23 Niklas Joosten 4hc
maandag 19 april 15.15-15.30 E23 Luuk van Dongen 4hc
maandag 19 april 15.30-15.45 E23 Hugo de Bie 4hc
maandag 19 april 15.45-16.00 E23 Jelle Haeser 4Hc
maandag 19 april 16.00-16.15 E23 Rieke Menger 4Hc

Slide 3 - Slide

Vandaag 
We zijn begonnen met leesvaardigheid: onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel, inleiding, midden en slot. Vandaag leer je over:
- Alinea’s en kernzinnen
- Signaalwoorden en functiewoorden

Slide 4 - Slide

Nog even over de inleiding. Wat is dit voor sterke eerste zin?

Hoe gespecialiseerder iemand is, hoe minder hij kan.
A
Een intrigerende vraag
B
Een paradox
C
Een suggestieve of raadselachtige opsomming
D
Een prikkelend citaat

Slide 5 - Quiz

Nog even over het slot. Op welke twee manieren kan je een slot aantrekkelijk eindigen?
A
Met een krachtige laatste zin!
B
Met schokkende cijfers
C
Met een raadselachtige opsomming
D
Weer verwijzen naar de inleiding

Slide 6 - Quiz

Alinea's en kernzinnen 
Elke tekst is opgebouwd uit alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin geformuleerd is: de kernzin.  

Slide 7 - Slide

Op welke plek vind je (bijna) nooit de kernzin?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De derde zin
D
De laatste zin

Slide 8 - Quiz

Signaalwoorden 
Een tekst is begrijpelijk en prettig om te lezen of om naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. je kunt op die manier de structuur van de tekst herkennen. Verbanden worden meestel gemarkeerd met signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zoals, net (zo) ... als, evenals (meer/beter) ... dan.
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 10 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, : (dubbele punt).
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 11 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat.
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 12 - Quiz

Op blz. 28 vind je een overzicht van de meest voorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Om te ..., met de bedoeling ..., opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door ... te.
A
Toelichtend
B
Doel-middel
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk (oorzaak-gevolg)

Slide 13 - Quiz

Functiewoorden (blz. 28-30)
Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen, zoals: oplossing, verklaring, argument, voordeel, stelling. Deze functiewoorden geven de functie van een tekstdeel aan. Sommige ervan duiden, niet geheel toevallig, ook een tekststructuur aan. 

Slide 14 - Slide

Je weet na deze les...
- Dat een goede alinea een hoofdgedachte bevat, in de vorm van een kernzin. 
- Op welke plekken je die kernzin kan vinden.
- De belangrijkste signaalwoorden en functiewoorden.

Slide 15 - Slide

huiswerk
Voor deze week:
Paragraaf 3: opdracht 1 en 4
Paragraaf 4: opdracht 1 en 2
Paragraaf 5: opdracht 4

Voor volgende week: 
Paragraaf 6: opdracht 1 en 2
Paragraaf 7: opdracht 1 en 2
Paragraaf 8: opdracht 1

Slide 16 - Slide

Fijn weekend (alvast)!

Slide 17 - Slide