Meewerkend voorwerp oefenen


Pak alvast een pen

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson


Pak alvast een pen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video


  • Dagopening
  • Aan de slag met het meewerkend voorwerp

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Dus: 

Slide 5 - Slide

Bepaal de zinsdelen:

Rinse heeft zijn vriendin een kaart gestuurd vanuit Amerika
A
Rinse / heeft / zijn vriendin / een kaart / gestuurd / vanuit Amerika
B
Rinse heeft / zijn vriendin / een kaart / gestuurd / vanuit Amerika
C
Rinse heeft / zijn vriendin / een kaart gestuurd / vanuit Amerika
D
Rinse / heeft zijn vriendin / een kaart / gestuurd / vanuit Amerika

Slide 6 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

De koning heeft de koningin een prachtige ring gegeven.
A
De koning heeft / de koningin / een prachtige / ring gegeven
B
De koning / heeft / de koningin / een prachtige ring / gegeven
C
De koning heeft / de koningin / een prachtige ring / gegeven
D
De koning heeft / de koningin een prachtige ring / gegeven

Slide 7 - Quiz

Maak de zin af met een meewerkend voorwerp.

De leraar heeft een onvoldoende gegeven...
A
om de leerlingen beter te laten leren
B
aan de vervelende jongens
C
met een belangrijke reden
D
omdat ze vervelend waren

Slide 8 - Quiz

Vul het meewerkend voorwerp in Micha legde ... een moeilijk vraagstuk uit.
A
gisteren
B
op het strand
C
aan Jonas
D
in zijn schrift

Slide 9 - Quiz

Elle bracht haar oma vorige week een bezoekje.
Het meewerkend voorwerp is
A
Elle
B
haar oma
C
vorige week
D
een bezoekje

Slide 10 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de onderstaande zin?

In de zomervakantie gaf Lisa haar hond een heerlijk bot om op te kluiven.

Slide 11 - Open question

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 12 - Drag question

hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv + o?
vind je door de vraag: AAN (of voor) wie/ wat + pv + o?
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Het lijdend voorwerp
Het meewerkend voorwep
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Drag question

De meester moet haar de taalles uitleggen
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 14 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Ander zinsdeel
Ze
feliciteerde
hem
met zijn verjaardag. 

Slide 15 - Drag question

In zijn kantoor zag de directeur een grote rat.
Wat is het mv in deze zin?
A
in zijn kantoor
B
de directeur
C
een grote rat
D
in deze zin zit geen mv

Slide 16 - Quiz

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 17 - Drag question

Wat moet je weten en kunnen?
  1. De persoonsvorm bepalen
  2. De zin in zinsdelen verdelen
  3. het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
  4. het onderwerp in een zin benoemen
  5. het lijdend voorwep kunnen vinden
  6. het meewerkend voorwerp kunnen bepalen


Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp?
Donald geeft Katrien een prachtige bos bloemen van Rick's Flowers.
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Donald geeft Katrien een prachtige bos bloemen van Rick's Flowers.
A
B
C
D

Slide 20 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Donald geeft Katrien een prachtige bos bloemen van Rick's Flowers.
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Donderdag heb je je SO over het meewerkend voorwerp.
Hoe goed ken je het al?
A
Ik snap er nog weinig van
B
Ik moet nog wel even oefenen
C
Ik denk dat ik het prima ken en kan
D
Ik ken het!

Slide 22 - Quiz

Wat kun je nog doen?
  • Oefenen op Nieuw Nederlands Online
  • Naar www.jufnmelis.nl - hier kun je specifiek oefenen wat je moeilijk vindt. EN...je krijgt goede uitleg
  • Naar www.cambiumned.nl - hier kun je digitaal oefeningen maken

Slide 23 - Slide

Wat heeft deze les je opgeleverd?
Geef een eerlijk antwoord!

Slide 24 - Open question

Wat vond je van deze les?
Leg duidelijk uit WAAROM je die mening hebt.

Slide 25 - Open question