La semaine 36 intro Unité 1, civilisation et regarder

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

La semaine 36: le six, le sept et le huit septembre

- Intro nieuw Unité 1, mk 1.0, 1.1 

- 1.2 Exercice: 3,4,5,6 apprendre 1 

- 1.3 Exercice: 7,8 t/m d apprendre 2 en 3 uitleg               

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag: 

1. Questions ? Doornemen evaluatie révision- samenvatting?

2. Intro Unité 1

3. Doornemen apprendre 1 en (Quizlet apprendre 1)

4. Samen mk ex. 1 en 2 

5. Devoirs: mk 1.1 ex. 1 en 2 en apprendre 1

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het eind van de les heb je een onderdeel van het weekprogramma gemaakt/ geleerd 

Waar denk je dat Unité 1 over gaat?

Travaillez ensemble:

Doorlezen samen A1 et A2 en bespreken B3

Filmpje:

We bekijken samen het filmpje om in de vakantiesfeer te blijven en noteren de 10 points uniques de la Réunion.

Points uniques de la Réunion..

Samen kijken vlog:

Option: samen of alleen mk ex. 1 et 2

Les devoirs: 

 Faire: Apprendre 1 F/N - ex. 1.1: 1 et 2

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag: 

1. Questions ?

2. Doornemen apprendre 2 

3. Bespreken opdr. 3 et 4 lire tekst: Mes vacances en Martinique en faire ex. 3,4,5,6 - noteer de woorden die je niet kent in je persoonlijke woordenlijst

5. Devoirs:  Exercice: 3,4,5,6 apprendre 2 

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het eind van de les  kun je een tekst over vakantie begrijpen, heb je nieuwe woorden geleerd die gaan over vakantie.

Et maintenant... au travail!!!

faire ex. 3,4,5,6, ssstttttttt

Heb ik alles begrepen?

1. Ja, ik vond het gemakkelijk
2. Als ik de voca en de tekst nog een keer lees, kan ik dit wel.
3. Ik heb nog wel een vraag.
4. Help! Ik begrijp er niets van!

En nu jij, et maintenant c'est à toi: 

Devoirs:  Exercice: 3,4,5,6 

                   apprendre 2 

Le programme d'aujourd'hui:

Vandaag: 

1. Questions ? Overhoren apprendre 2

2. Doornemen apprendre 3, aant. etre en avoir

3. Oefenen met werkwoord -er (présent, imparfait, passé composé)

4. Samen of alleen maken 1.3 Exercice: 8 apprendre 3

5. Devoirs:  1.3 Exercice: 8 apprendre 3

Le but d'aujourd'hui: 

Aan het eind van de les  weet je weer hoe je etre en avoir en de werkwoorden op -er kunt vervoegen

LE VERBE FRANCAIS

Les verbes réguliers 

Er zijn 3 groepen regelmatige werkwoorden:

verbes en -er

verbes en -re

verbes en -ir

Stappen présent:

1. Maak de stam: ww. - er/ re/ ir

2. zet hierachter de uitgang 

verbes réguliers présent

 

PARLER 

Je parl e 

Tu parl es 

Il parl e 

Elle parl e 

On parl e 

Nous parl ons 

Vous parl ez 

Ils parl ent 

Elles parl ent 

J'ai parl é

VENDRE 

Je vend s 

Tu vend s 

Il vend 

Elle vend 

On vend 

Nous vend ons 

Vous vend ez 

Ils vend ent 

Elles vend ent

J' ai vend u

FINIR

Je fini s 

Tu fini s 

Il fini t 

Elle fini t 

On fini t 

Nous fini ssons 

Vous fini ssez 

Ils fini ssent

Elles fini ssent 

J'ai fin i

verbes réguliers passé composé

De passé composé bestaat altijd uit twee onderdelen:

1  Een vorm van avoir of être (het hulpwerkwoord)

2  Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van de ww op –er eindigt op - é
  J’ai parlé

Het voltooid deelwoord van de ww op –re eindigt op -u
   J’ai vendu

Het voltooid deelwoord van de ww op –ir eindigt op  -i
    J’ai fini 

 Om de passé composé te maken moet je goed
de hulpwerkwoorden 

AVOIR en ÊTRE kennen!!

être: zijn

je suis

tu es

il/ elle/ on est

nous sommes

vous êtes

ils/elles sont

avoir: hebben

j'ai 

tu as

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/ elles ont

L'imparfait

De imparfait is de O.V.T ( ik praatte, ik koos, ik verkocht) Om de imparfait te maken 

1. haal je de uitgang – ons van de nous-vorm van de présent 

2. en zet je er de uitgangen van de imparfait voor in de plaats.

   Dit gaat op voor alle werkwoorden, behalve être.

Je finissais  

Tu finissais

Il finissait

Elle finissait

On finissait

Nous finissions

Vous finissiez

Ils finissaient

Elles finissaient

Elle vendait

On vendait

Nous vendions

Vous vendiez

Ils vendaient

Elles vendaient

Je parlais

Tu parlais

Il parlait

Elle parlait

On parlait

Nous parlions

Vous parliez

Ils parlaient

Elles parlaient

Je vendais

Tu vendais

Il vendait

Elle vendait

On vendait

Nous vendions

Vous vendiez

Ils vendaient

Elles vendaient

Vous êtes prêts?

Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.

Bonne chance!!!!

e

ons

e

es

ez

ent

Nous + stam-

Vous + stam-

Ils + stam-

Je + stam-

Tu + stam-

Il + stam-

Het werkwoord remplir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.

Je

Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

remplis

remplissent

remplit

remplissez

remplissons

remplis

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?

-ER

-IR

-RE

-ER

-IR

-RE

-e

-es

-e

-ons

-ez

-ent

-is

-is

-it

-issons

-issez

-issent

-s

-s

- -

-ons

-ez

-ent

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

il/elle/on

Nous

Vous

Ils / elles

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Vorm van het hulpwerkwoord être

Vorm van het hulpwerkwoord avoir

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Fransbij een regelmatig werkwoord op -er ? Zet de stappen in de juiste volgorde

- Haal de -r weg

- Pak het hele werkwoord

- Plaats een accent aigu (é) op de laatste e

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.

Je/j'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

avons

avez

ont

as

a

ai

En nu jij, et maintenant c'est à toi: 

Devoirs:  1.3 Exercice: 8

 apprendre 3