HNE Duits HNE M2 Blok 2 K3 der die das

1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Mittwoch 8. November 2023
Woche 45 - Herbst 
Du brauchst: 
- Laptop
- Buch

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
  • sprechen F
  • wir lernen Grammatik E
  • Aktuelles: Der Mauerfall

Slide 3 - Slide

Was ist dein Lieblingsfach?
und welches Fach findest du blöd?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Was lerne ich heute?
*dat zelfstandig naamwoorden in het Duits een geslacht hebben;

*de belangrijkste regels om te bepalen welk geslacht een zelfstandig naamwoord waarschijnlijk heeft.

*DDR, BRD en de val van de muur.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Artikel = Lidwoord
DIE 46% 
DER 34 %
DAS 20 %

Slide 8 - Slide

der :
- mannelijk personen:
der Mann, der Onkel, der Opa;
- mannelijke dieren;
- mannelijke beroepen;
(- de dagen;
- de maanden;
- de dagdelen;
- de jaargetijden.)



Woorden die eindigen op een -e
Die Suppe, die Straße
die:
- vrouwelijke personen:
die Frau, die Oma, die Schwester;
- vrouwelijke dieren;
- vrouwelijke beroepen:
die Lehrerin, eindigt op -in;
- woorden op -e 
(- woorden op -heit;
-woorden op -keit;
- woorden op - ung.)



Slide 9 - Slide

das = onzijdig
'het'' kan je vervangen door das:
het meisje, het huis;
- verkleinwoorden op -chen en -lein:
das Mädchen, das Buchlein.
die = meervoud :
die Kinder, die Menschen

Slide 10 - Slide

Lidwoorden
de man
de vrouw
het kind
de kinderen
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder (meervoud)
Je leerde dat in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletter worden geschreven. (Mann, Frau, Kind)

Slide 11 - Slide

Benutze jetzt Lernliste S. 96

Slide 12 - Slide

stopwatch
00:00
Noem 5 woorden in het Duits met het
lidwoord 'die'? (vrouwelijk dus...)

Slide 13 - Mind map

Maak de juiste combinaties
Wat is het geslacht van de volgende woorden? (der, die, das)

Slide 14 - Slide

Hengst
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Haus
Freund
Schule
Direktorin
Test
Pause
Mädchen
Tante
Pferd

Slide 15 - Drag question

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Jahr
A
die
B
der
C
das

Slide 17 - Quiz

Büchlein
A
das
B
die
C
der

Slide 18 - Quiz

Onkel
A
die
B
der
C
das

Slide 19 - Quiz

Lehrerin
A
der
B
das
C
die

Slide 20 - Quiz

Wat is het geslacht van Opa?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 21 - Open question

Wat is het geslacht van " Kind" ?
Vul in der, die of das
timer
0:10

Slide 22 - Open question

Wat is het geslacht van "Schule"
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 23 - Open question

Snap je dit?
Ik snap het
Ik snap het een beetje
Ik snap het niet

Slide 24 - Poll

Wat is het geslacht van "November"?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 25 - Open question

Hausaufgaben für nächste Woche: 

Übung 18 bis 22

Slide 26 - Slide

Zum Schluß
noch was Aktuelles

Slide 27 - Slide

Wat weten jullie van de val van de muur?

Slide 28 - Mind map

5

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

3

Slide 31 - Video

Slide 32 - Slide

00:46
Wat zegt deze meneer Schabovsky?

Slide 33 - Open question

00:55
Wat denk je dat 'sofort' betekent?
A
binnenkort
B
meteen
C
waarschijnlijk
D
morgen

Slide 34 - Quiz

03:16
Wat gebeurt hier?
A
De mensen uit Oost Berlijn klimmen op de muur.
B
De mensen uit West-Berlijn jagen de mensen uit Oost-Berlijn weg
C
De mensen uit Oost- en West-Berlijn verbroederen zich met elkaar

Slide 35 - Quiz

00:44
De regering in de DDR was erg streng en bepaalde veel. Wat kon je nog wel zelf bepalen
A
Bücher: welke boeken je wil lezen.
B
Musik: welke muziek je graag luistert
C
Meinung: wat je ergens van vindt.
D
Bettzeit: hoe laat je naar bed wil gaan.

Slide 36 - Quiz

00:57
Steeds meer mensen verlieten de DDR. Wat gebeurde er toen?
A
De BRD ging de grenzen steeds beter bewaken.
B
De DDR zorgde voor steeds meer grensbewaking.

Slide 37 - Quiz

01:19
Was geschah am 13 August 1961 in Berlin?
A
De grenzen werden gesloten, en de muur werd gebouwd.
B
Er werden plannen gemaakt om een muur te bouwen.
C
Er was een grote opstand

Slide 38 - Quiz

01:26
Waar zorgde de bouw van de muur voor?
A
Voor veel extra werkgelegenheid en dus meer koopkracht.
B
Dat je je vrienden en familie die in dezelfde stad woonde niet meer kon zien.
C
De waarde van de DDR-munt (Pfennig) steeg ineens enorm.
D
Eindelijk kon je weer vrij reizen.

Slide 39 - Quiz

01:55
Hoeveel jaar heeft de muur Berlijn gescheiden (alleen getal opschrijven).

Slide 40 - Open question