3hv H1-2 Lezen - Oefenen met vaste tekststructuren

vaste tekststructuren - oefenen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

vaste tekststructuren - oefenen

Slide 1 - Slide

Oefenen met tekststructuren
Je kent de volgende vaste structuren:
  • probleem-oplossingsstructuur
  • verklaringsstructuur
  • verleden-heden(-toekomst)structuur
  • argumentatiestructuur
  • aspectenstructuur
  • voor- en nadelenstructuur
  • vraag- en antwoordstructuur

Slide 2 - Slide

Probleem/oplossingstructuur
  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen // oorzaken // oplossingen
  • Slot: de beste oplossing / samenvatting / aanbeveling

Probleem-oplossingsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat kunnen we doen om Coronabesmettingen op scholen te voorkomen?"

Slide 3 - Slide

De verklaringsstructuur
  • Inleiding: bepaald verschijnsel
  • Middenstuk: kenmerken / voorbeelden verklaringen /oorzaak / reden
  • Slot: samenvatting

Verklaringsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Waarom zijn er in de USA relatief veel Coronaslachtoffers?" 

Slide 4 - Slide

Verleden-heden-(toekomst)structuur
Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu (of: ontwikkeling van vroeger naar nu)
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst.

Verleden-heden-toekomststructuur (bijv. een artikel met de titel "Hoe ging men in het verleden om met virussen en kunnen we daar iets van leren?")

Slide 5 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 6 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 7 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 8 - Slide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin" 

Slide 9 - Slide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 10 - Slide

Voor- en nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 11 - Slide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 12 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 13 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 14 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 15 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 16 - Slide

Opdracht
Kun je nu zelf de structuur van een tekst herkennen?
Zoek samen met je buurmens een tekst en probeer erachter te komen welke structuur de schrijver heeft toegepast. Bewaar de link naar de tekst.

Slide 17 - Slide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 18 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 19 - Quiz

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 20 - Quiz

Inleiding: onderwerp
middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 21 - Quiz

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur

Slide 22 - Quiz

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 23 - Quiz

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
aspectenstructuur
B
onderwerpstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
vraag- en antwoordstructuur

Slide 24 - Quiz

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 25 - Quiz

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 26 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 27 - Quiz