VERVOEGEN + lichaam

telefoon

1 / 53

Slide 1: Slide

SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

telefoon

Slide 1 - Slide

bereid je voor:

1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla

2. heb je schrift (libreta) klaar

3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.

4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister

aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 2 - Slide

¿Qué tal la clase?

Slide 3 - Slide

¿Tienes un bolígrafo?

sí/no tengo un bolígrafo

¿Tienes una libreta?

sí/no tengo una libreta

¿Tienes un laptop?

sí/no tengo un laptop

Heb je een pen?

ja/ ik heb (g)een pen

Heb je een schirft?

ja/ ik heb (g)een schrift

Heb je een laptop?

ja/ ik heb (g)een laptop

Slide 4 - Slide

bereid je voor:

1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla

2. heb je schrift (libreta) klaar

3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.

4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister

aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 5 - Slide

Lesdoelen

- vervrisser: vervoegen

- doel: je kan de juiste vorm van een werkwoord in een zin zetten ook als je het werkwoord niet kent.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoe?

1. theorie: 5 min

2. in stappen

3. doen tijdens theorie

4. werkblad

5. PAUSA

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

escribe en la libreta

Slide 10 - Slide

VERVOEGEN

DEEL 1: persoonlijke voornaamwoorden

Slide 11 - Slide

MEERVOUD

Slide 12 - Slide

VERVOEGEN

DEEL 2: regelmatige werkwoorden

Slide 13 - Slide

De regelmatige werkwoorden op -ar

Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden.

hablar

De Spaanse werkwoorden eindigen op:

-ar

-er

-ir

comer

vivir

beber

tomar

bailar

salir

Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
Als je -ar -er -ir van de werkwoorden afhaalt heb je de stam. (camin, bail, tom, beb, com, viv, sal)

Slide 14 - Slide

VERVOEGEN

DEEL 3: onregelmatige werkwoorden

Slide 15 - Slide

Verschillende vormen

Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

Een werkwoord kan je vervoegen.

Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

heb

hebt

heeft

hebben

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

Slide 16 - Slide

Hoe?

1. theorie: 5 min

2. in stappen

3. doen tijdens theorie

4. werkblad

5. PAUSA

Slide 17 - Slide

escribe en la libreta

Slide 18 - Slide

Eerst, de theorie :-)

stappen:

Slide 19 - Slide

Stap 1:

de persoonlijke voornaamwoorden

vink af

Slide 20 - Slide

Stap 2:

leer de vervoegingen van -ar

tú

él / ella/ usted

nosotros / nosotras

amos

vosotros / vosotras

áis

ellos / ellas / ustedes

Deze uitgangen plak je achter de stam!

neem dit schema allemaal

over in je schrift!

Slide 21 - Slide

Stappenplan

hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)

2. Wat is de jij-vorm? Tú

3. Welke vervoeging staat er bij tú?

4. plak de vervoeging achter de stam =

JIJ PRAAT = (TÚ)

habl + as = hablas

Slide 22 - Slide

Un ejemplo / een voorbeeld

Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg.

Slide 23 - Slide

Eerst, de theorie :-)

stappen - ER:

- IR:

Slide 24 - Slide

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 25 - Slide

Hoe?

1. theorie: 5 min

2. in stappen

3. doen tijdens theorie

4. werkblad

5. PAUSA

Slide 26 - Slide

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 27 - Drag question

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 28 - Slide

Hoe?

1. theorie: 5 min

2. in stappen

3. doen tijdens theorie

4. werkblad

5. PAUSA

Slide 29 - Slide

www.liveworksheets.com

Slide 30 - Link

pausa

Slide 31 - Slide

Hoe?

1. juego - doen in teams

2. live contest: valepuntos

3. escribe frases - opdracht

4. knowledge harvesting tema nuevo

5. EXIT TICKET: I give you

Slide 32 - Slide

grupos de 4 - 2 tegen 2

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Hoe?

1. juego - doen in teams

2. live contest: valepuntos

3. escribe frases - opdracht

4. knowledge harvesting tema nuevo

5. EXIT TICKET: I give you

Slide 35 - Slide

www.google.com

Slide 36 - Link

Hoe?

1. juego - doen in teams

2. live contest: valepuntos

3. escribe frases - opdracht

4. knowledge harvesting tema nuevo

5. EXIT TICKET: I give you

Slide 37 - Slide

Instructies:

- GOOGLE CLASSROOM:

met een lijst van makkelijke werkwoorden moet je een zin met elke werkwoord schrijven.

Slide 38 - Slide

Hoe?

1. juego - doen in teams

2. live contest: valepuntos

3. escribe frases - opdracht

4. knowledge harvesting tema nuevo

5. EXIT TICKET: Ik geef je een 2 werkwoorden en een persoon en je moet vervoegen

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

EXIT TICKET:

uitgang van -ar -er -ir

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

pausa

Slide 43 - Slide

Verschillende vormen

Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

Een werkwoord kan je vervoegen.

Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

heb

hebt

heeft

hebben

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

Slide 44 - Slide

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Ik = yo

Jij = tú

Hij/zij= él/ella

Wij = nosotros/as

Jullie = vosotros/as

Zij = ellos/ellas

Slide 45 - Slide

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 46 - Drag question

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 47 - Slide

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek.

3. Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)

1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).

2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).

5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).

4. Sam ____________ de America (ser)

6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)

vive

juega

viven

hace

escribe

juegan

juegas

vives

vivo

eres

escribo

soy

Slide 48 - Drag question

patronen

vinden

Slide 49 - Slide

Deel mee welke patronen zie je, wat herhaalt zich altijd

Slide 50 - Open question

timer

10:00

1) Personen

yo + iemand anders = nosotros (wij)
tú + iemand anders = vosotros (jullie)
iemand + iemand = ellos..(zij)

2) Vervoeging [-ER]

3) Vervoeging [-IR]

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Eerst, de theorie :-)

Slide 53 - Slide

VERVOEGEN + lichaam

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Drag question

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Drag question

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Open question

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

More lessons like this

SP3 VERVOEGEN

VERVOEGEN

VERVOEGEN

VERVOEGEN + 21.09 SP2

INACABAT LLEVAR

4. el tiempo y el futuro inmediato

BEGIN+EINDE LES2023

BEGIN+EINDE LES2023