L'imparfait et passé composé

imparfait en passé composé
In deze les leer je
hoe je in het Frans kan vertellen
over iets dat in het verleden is gebeurd.

Daarvoor gebruiken de Fransen net als wij twee vormen:
de verleden tijd (imparfait)
de voltooide tegenwoordige tijd (passé composé)

1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

imparfait en passé composé
In deze les leer je
hoe je in het Frans kan vertellen
over iets dat in het verleden is gebeurd.

Daarvoor gebruiken de Fransen net als wij twee vormen:
de verleden tijd (imparfait)
de voltooide tegenwoordige tijd (passé composé)

Slide 1 - Slide

L'imparfait 

verleden tijd

Ik ging naar de bakker
J'allais au boulanger


Passé composé

voltooid tegenwoordige tijd

Ik ben naar de bakker gegaan
Je suis allé au boulanger

Slide 2 - Slide

Formation de l'imparfait

Comment faire l'imparfait d'une verbe.

Qu'est-ce que tu sais encore? (wat weet jij nog?)




Slide 3 - Slide

Formation de l'imparfait
Déterminez le radical (stam) -> Prenez la conjugeaison de nous au présent - > nous parlons

puis ajoutez les terminaisons  ->     -ais -ais -ait -ions -iez -aient

Imparfait de parlons:

je parlais                      nous parlions
tu parlais                      vous parliez
il/elle parlait                ils/elles parlaient

Slide 4 - Slide

exception: verbe être

j'étais
tu étais
il/elle/ on était
nous étions
vous étiez
ils/ elles étaient

Slide 5 - Slide

Attention à l'orthographe
verbes en -cer (commencer)      -> ç     -> Avant, les cours commençaient à 8 heures.
(placer, menacer, remplacer etc.)

verbes en -ger (manger)        -> extra e -> Hier, je mangeais une pomme.
(nager, voyager, partager etc.)

verbes en -ier (oublier)    -> au pluriel il y a deux <i>  Souvant, vous oubliiez vos portables.
(crier, étudier, remercier etc.)

! envoyer -y du radical et -i de l'imparfait -> nous envoyions et vous envoyiez


Slide 6 - Slide

Excercises
Vorige week zwom hij in de Middellandse zee - > La semaine passée, il nageait au mer Méditerranée.
Gisteren zagen wij een hond                                     -> Hier, nous voyions un chien


Slide 7 - Slide

Formation passé composé
Déterminez si le verbe est conjuger avec être ou avoir




Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

L'imparfait en passé composé
Tip gebruik een tijdlijn.
Daarmee bepaal je eenvoudig of je
de imparfait (vt) of passé composé (vtt) gebruikt.

Slide 10 - Slide