Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes

Werkstuk
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werkstuk

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je het verschil tussen spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden.
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden.
  • Kan je zelf naar betekenissen zoeken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

 Spreekwoorden 

Is onveranderlijk
Dezelfde woorden in dezelfde volgorde
Een mededeling, geen vraag. 
Staat in de tegenwoordige tijd 

Meestal een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. 
Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best, zoals het klokje thuis tikt het nergens.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uitdrukking 
Bevatten een werkwoord (verschil met gezegde)
Een hele zin. 
Bevat meestal geen wijsheden, heeft figuurlijke betekenis.

Je kan een uitdrukking veranderen van woordvolgorde.
Voorbeeld:
 'Er als de kippen bij zijn', kun je veranderen in; 'Zij zijn er altijd als de kippen bij als het gratis is'.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Verschil spreekwoorden en uitdrukkingen
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een wijsheid of tip.
    Bijvoorbeeld: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. 

  • Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken.
    Bijvoorbeeld: Vlinders in je buik hebben. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gezegde
Bevat, vaak geen wijsheid, maar heeft figuurlijke betekenis.
Staat geen werkwoord in

Hierdoor is het een zinsdeel. En kan je dit zinsdeel verwerken in een zin: met hart en ziel, een open deur, op de valreep ...
Mevrouw Hovinga legt met hart en ziel de leerlingen het verschil uit tussen een spreekwoord en een gezegde.

Slide 6 - Slide

Deze kan je eventueel weglaten
Verschil spreekwoord & uitdrukking & gezegde

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat zegt hij nou?
Veel mensen halen spreekwoorden, gezegdes en uitdrukkingen door elkaar. Dit noem je een verhaspeling. 

Herken jij de spreekwoorden in het volgende filmpje?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Even oefenen:

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Moet je een spreekwoord
letterlijk of figuurlijk nemen?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De appel valt niet ver van de boom
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
C
Kinderen lijken vaak op hun ouders
D
Hele goede vrienden zijn

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Iemand met open armen ontvangen
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Geen last hebben van iemand
C
Hele goede vrienden zijn
D
Iemand enthousiast ontvangen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Mijn bloed kookt
A
Iemand heel leuk vinden
B
Ergens veel moeite voor doen
C
Heel boos zijn
D
Verliefd zijn

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Een nieuwsgierig Aagje:
spreekwoord, gezegde of uitdrukking?
A
Spreekwoord
B
uitdrukking
C
gezegde

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

uitdrukking
Een storm in een glas water: het lijkt erger dan het is, het is niet zo erg als iemand het zich voorstelde.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

uitdrukking
Beren op de weg zien. Ergens op voorhand al problemen of bezwaren zien

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

uitdrukking
Aan iemands lippen hangen. Zeer geïnteresseerd naar iemands verhalen luisteren.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De opdracht
Voor deze opdracht werk je samen in een groep van max 4 leerlingen.
Je gaat op zoek naar spreekwoorden en uitdrukkingen. 

Opdracht is te vinden op Teams. Deze lopen we samen door.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions