mei 25 HV2 Kapitel 9

Willkommen zurück!
Ich hoffe ihr habt schöne Maiferien gehabt. 


1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Willkommen zurück!
Ich hoffe ihr habt schöne Maiferien gehabt. 


Slide 1 - Slide

(t)HV2 Kapitel 9 Einkaufen
Start je laptop op, ga naar LessonUp, als je al in de klas zit kun je de les meteen vinden: 
mei 2025 HV2 Kapitel 9 

Je werkt straks zelfstandig in stilte aan de les :-)

Slide 2 - Slide

(t)HV2 Kapitel 9 Einkaufen
Mei 2025: Zelf werken aan Kapitel 9 Einkaufen (oortjes mee!)
Voorbereiden op 2 SO's:
donderdag 15 mei SO woorden Kapitel 8+9 (NL-Dui)
maandag 26 mei SO grammatica Kapitel 7+9

TW4 = Leestoets A1/A2 niveau (zonder woordenboek)

Slide 3 - Slide

Wat doe je met deze lessonup?
Werk deze LessonUp zelfstandig door met het boek en de online omgeving ernaast. De meeste opdrachten moet je online maken, we gaan het boek niet klassikaal nakijken. 

Slide 4 - Slide

Intro Kapitel 9 (Seite 101)
Wat betekent het woord einkaufen?

Slide 5 - Open question

Intro Kapitel 9 
Het hoofdstuk gaat over boodschappen doen, shoppen, winkels, betalen etc. 
De grammatica lijkt erg op de grammatica uit Kapitel 7. Toen heb je geleerd dat sommige voorzetsels altijd de 4e naamval krijgen. Nu gaat het over de voorzetsels met de 3e naamval. Daarom leer je ook de persoonlijkvoornaamwoorden in de 3e naamval. De Sprachmittel gaan over het thema 'in de winkel'. 

Slide 6 - Slide

B Wortschatz (Seite 104) 
Ga naar de onlineopdrachten van het boek via leermiddelen, werk parallel met deze lessonup en de online opdrachten uit het boek. Start bij Kapitel 9 B Wortschatz ...

Maak Aufgabe 3a op de volgende slide, typ zoveel mogelijk woorden in het woordweb die je op de afbeelding ziet. Gebruik de Wörterliste op Seite 132 of de Naslag online. 


Slide 7 - Slide

Einkaufen

Slide 8 - Mind map

B Wortschatz (Seite 104) 
Ga verder met de opdrachten t/m 7 Online. Gebruik de Wörterliste op Seite 132 of de Naslag online. 

De rode en blauwe woorden leer je voor de volgende les. 

Slide 9 - Slide

B Wortschatz Seite 107
Op de volgende dia's maak je een deel van Aufgabe 9 
Het zijn drie gesprekjes die in een winkel plaatsvinden tussen de verkoper en een klant.
Je mag het gesprek ook (zachtjes) met je buurman/vrouw oefenen. 
Verkäufer: Guten Morgen, was wünschen Sie?
Kunde: Guten Morgen, ich (heb nodig – een kilo gehakt en worst).
Verkäufer: Gerne. (nodig hebben) Sie (anders) noch etwas?
Kunde: Ich möchte noch 150 Gramm (ham), bitte.

Slide 10 - Slide

B Wortschatz Seite 107
Let bij de volgende opdrachten goed op 
- de hoofdletters (begin van de zin en alle zelfstandige naamwoorden) 
- de leestekens (punt, komma, vraagteken)

Slide 11 - Slide

Verkäufer: Guten Morgen, was wünschen Sie?
Kunde: Guten Morgen, ich (heb nodig – een kilo gehakt en worst).
Typ de volledige zin van de klant:

Slide 12 - Open question

Verkäufer: Gerne. (nodig hebben) Sie (anders) noch etwas?
Kunde: Ich möchte noch 150 Gramm (ham), bitte.

Typ de volledige zin van de verkoper:

Slide 13 - Open question

Vertaal: 'Goedendag, kan ik u helpen?'
A
Gutentag, kann ich Ihnen helfen?
B
Guten Tag, kann ich Sie helfen?
C
Guten Tag, kann ich Ihnen helfen?
D
Gutentag, kan ich Ihn helfen?

Slide 14 - Quiz

Vertaal: 'Ja, ik wil graag twee bolletjes ijs.'
A
Ja, ich wolle zwei Kugeln Eis.
B
Ja, ich möchte zwei Kugeln Eis.
C
Ja, ich möchte drei Kugels Eis.
D
Ja, ich wille zwei Bölle Eis.

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je: 'Dat kost bij elkaar vijf euro.'

Slide 16 - Open question

Hoe zeg je: 'Kan ik pinnen?.'

Slide 17 - Open question

Hoe vraag je of de klant een tasje nodig heeft?
A
Brauchst Sie eine Tüte?
B
Kaufen Sie eine Tüte?
C
Brauchen Sie eine Dose?
D
Brauchen Sie eine Tüte?

Slide 18 - Quiz

A Sehen Seite 102 
- Als je de video nog niet gezien hebt kijk je die (met oortjes) en je beantwoordt de vragen van Aufgabe 1.  
- Maak Aufgabe 2 

Slide 19 - Slide

Vertaal de zin:
Es ist schade, dass viele Leute online kaufen und nicht im Laden

Slide 20 - Open question

Vertaal de zin:
Es ist kein Nachteil, dass ich in einem Geschäft auch gucken kann.

Slide 21 - Open question

E Grammatik
Maak nu eerst de grammatica opdrachten 18 t/m 27 online, volg je eigen leerroute. Kijk bij de uitleg naar de video's (met oortjes). 
Voor het onthouden van de voorzetsels kun je naar dit liedje luisteren:  https://www.youtube.com/watch?v=5McDwYbq81g
Wij leren alleen de  eerste zeven voorzetsels uit het liedje. 

Slide 22 - Slide

E Grammatik
Voor het onthouden van de voorzetsels kun je (met oortjes) naar dit liedje luisteren:
 https://www.youtube.com/watch?v=5McDwYbq81g 
Wij leren alleen de  eerste zeven voorzetsels uit het liedje. 

Mit, nach, bei, seit, von, zu, aus 
(außer, gegenüber, an..vorbei, bis...zu)

Slide 23 - Slide

E Grammatik
Voor het onthouden van de persoonlijk voornaamwoorden kun je (met oortjes) naar dit liedje luisteren:  https://www.youtube.com/watch?v=_gxgqxIMzMI

mir, dir, ihm, ihr, ihm, uns, euch, ihnen, Ihnen, wem

Slide 24 - Slide

Welke 2 voorzetzels met de derde naamval betekenen hetzelfde?
A
aus + seit
B
zu + von
C
mit + seit
D
zu + nach

Slide 25 - Quiz

E Grammatik
Je hebt gezien dat nach en zu allebei naar betekenen. 
Wanneer gebruik je welke?
- nach gebruik je bij namen van landen en plaatsen 
- nach gebruik je bij link en rechts
- zu gebruik  je bij personen en objecten. 

Even oefenen: 

Slide 26 - Slide

Am wochenende fahre ich ... Amsterdam.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 27 - Quiz

Die Bäckerei ist hier ... links und dann immer gerade aus.
A
nach
B
zu
C
bis

Slide 28 - Quiz

Jeden Samstag gehe ich ... meiner Oma.
A
nach
B
zu
C
seit

Slide 29 - Quiz

Kommst du morgen ... uns? Dann essen wir zusammen.
A
nach
B
zu
C
oder

Slide 30 - Quiz

C Hören Seite 108 
Rund ums Taschengeld - Over zakgeld

Luister naar het fragment (met oortjes) en maak Aufgabe 11 Online. 
Maak daarna Aufgabe 12. Probeer de betekenis te raden uit de zin. 

Slide 31 - Slide

C Hören Seite 108 
Ken je het woord destijds? 
Zo niet, tik het woord damals eens in bij uitmuntend.de en kijk welke synoniemen je nog meer tegenkomt. 

Slide 32 - Slide

Vertaal: 'Damals habe ich viel Taschengeld bekommen.'

Slide 33 - Open question

Vertaal: 'Ich bekomme nicht viel Taschengeld, trotzdem kaufe ich viele Sachen.'

Slide 34 - Open question

D + H Lesen 
Maak nu de paragrafen over Lesen. Maak de vragen online, maar houd je boek erbij zodat je kunt markeren. Zoek in beide teksten de woorden uit de woordelijst op en markeer/onderstreep deze woorden. Maak auf. 14+15 en 43+44
D Lesen Geschichte des Supermarkts S. 110 (woorden S. 133)
H Lesen Shopping Erlebnis Das Schloss S. 128 (woorden S. 133)
hints op de volgende dia 

Slide 35 - Slide

D + H Lesen 
der Titel - de titel
die Einleitung - de inleiding
Überschriften - bovenschriften
Siegeszug - der Sieg = de overwinning
Aussage(n) - uitsprak(en)
stimmen überein - komen overeen
Absatz - alinea
die Lücke - het gat
Kreise es ein - kruis het aan
Zwischentitel - tussenkopje
wählen - kiezen

Slide 36 - Slide

F Sprechen
Luister zelf (met oortjes) naar Aufgabe 31 en kruis aan wat je hoort. Welk woord ontstaat er uit de letters die voor de zinnen staan die je hebt aangekruist? 

Slide 37 - Slide

Fertig? 
Als je alle opdrachten tot hier gemaakt hebt heb je super gewerkt! 
Kies nu om verder te werken zelf een optie
- Maak (online) de Wiederholung 9
- Maak de oefentoets en bekijk welke onderdelen je al goed kent en welke nog niet
- Leer de woordjes en grammatica 

Slide 38 - Slide