Samentrekking

SAMENTREKKING

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SAMENTREKKING

Slide 1 - Slide

Wat is een samentrekking?

Bij samentrekken mag je een woord dat of een woordgroep die twee keer in de zin voorkomt, een keer weglaten.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Bijvoorbeeld:
De meeste scholieren lezen liever Engelse boeken dan Franse (-).

Het woord BOEKEN is weggelaten.
Dat mag: dat is een correcte samentrekking.

Slide 4 - Slide

Bijvoorbeeld:

Ik drink liever witte wijn dan rode (-).

Het woord WIJN is weggelaten. 
Dat mag, dat is een correcte samentrekking.

Slide 5 - Slide

Wanneer mag je dat doen?
Als je een samentrekking wilt maken, mag dat alleen als het weggelaten woord in beide zinnen:

  • enkelvoud of meervoud is (getal)
  • dezelfde functie heeft (ow, pv of lv)
  • dezelfde betekenis heeft

Slide 6 - Slide

De man loopt op straat.
De man denkt na.
De man loopt op straat en de man denkt na.
De man loopt op straat en hij denkt na.
De man loopt op straat en denkt na.

Slide 7 - Slide

Samentrekking

- de woorden moeten hetzelfde getal zijn

(enkelvoud of meervoud)


Goed: Elza drinkt graag thee, maar Lotte  (-) liever koffie.


Fout: Mijn ouders slapen in de caravan en ik  (-)  in de tent.

Slide 8 - Slide

Samentrekking

- als je ow en pv in een zin samentrekt, moeten die op dezelfde plaats staan in de zin



Goed: Vandaag staan wij vroeg op en gaan  (-)  zo snel mogelijk aan de slag met ons huiswerk.


Fout: Vanmorgen kwam Han te laat, want  (-)  had zich verslapen.

Slide 9 - Slide

Samentrekking

- de woorden moeten dezelfde betekenis hebben



Goed: Mijn T-shirts zijn gekrompen, maar mijn sokken  (-)  niet  (-) .


Fout: Lisa kromp ineen van de pijn en haar truitje  (-)  in de was.

Slide 10 - Slide

Foutieve samentrekking: wat gaat hier fout? 
  • Ik ben gisteren zonder jas naar huis gefietst en nu hartstikke ziek. 
  • Eerste deel van de zin: ben = hww (ben gefietst) 
  • Tweede deel van de zin: ben = kww (nd = hartstikke ziek)
  • Dus niet dezelfde functie in de zin
  • Verbetering: Ik ben gisteren zonder jas naar huis gefietst en ben nu hartstikke ziek. 

Slide 11 - Slide

Is de samentrekking juist of onjuist?

Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al afgemaakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Is de volgende zin een samentrekking?
'Marc zit op voetbal en Faisal ook.'
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Ik moet en zal slagen dit jaar, want ik wil echt niet blijven zitten in klas 1.
A
geen samentrekking
B
foutieve samentrekking
C
goede samentrekking

Slide 14 - Quiz

In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 15 - Quiz

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 16 - Quiz

Verbeter de zin; Enkele werknemers van onze zaak zijn ziek geworden en missen wij toch heel duidelijk.

Slide 17 - Open question

Verbeter de zin; De heer Boom nodigt u uit voor een gesprek en meer begrip te hebben voor zijn problemen.

Slide 18 - Open question

Verbeter de zin; Regels zijn regels en moet men nakomen.

Slide 19 - Open question

Verbeter de zin; Bij de winkel aangekomen, zette hij zijn helm en vervolgens de winkelier af.

Slide 20 - Open question

Verbeter de zin; De directeur kwam deze smoes verdacht voor en besloot toch straf te geven.

Slide 21 - Open question

Verbeter de zin: De administrateur heeft hem geroepen en de vergissingen laten zien.

Slide 22 - Open question

Verbeter de zin: Ik wil deze vraagstukken nu niet bespreken, maar zullen volgende keer aan bod komen.

Slide 23 - Open question

Huiswerk nakijken

Oefening 14
timer
5:00

Slide 24 - Slide

Drie voorwaarden voor een samentrekking
1. De weggelaten woorden moeten dezelfde functie hebben.
Fout: Zijn broek kost 90 euro en (-) vind ik niet mooi.
In het eerste deel is 'zijn broek' een ow en in het tweede deel een lv.

2. De weggelaten woorden moeten
dezelfde betekenis hebben.
Fout: De boot was goed uitgerust en de bemanning (-) ook (-).
In het eerste deel betekent 'uitgerust zijn' iets anders dan in het tweede deel.

3. De weggelaten woorden moeten van hetzelfde getal zijn.
Fout: De koekjes waren knapperig en de taart (-) zacht.
Het eerste deel staat in meervoud en het tweede deel staat in enkelvoud.

Slide 25 - Slide

Aan welke drie voorwaarden moet een samentrekking voldoen?

Slide 26 - Open question

Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 27 - Quiz

Trix is moe en ziek gemeld door haar moeder.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie (pv, ow, lv)
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal (mv, ev)

Slide 28 - Quiz

Is de samentrekking juist of onjuist?

Alice maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 30 - Quiz

Verbeter de zin: Het merendeel van de leden is eigenaar van kano's en kleine jacht- en visboten

Slide 31 - Open question

Verbeter de zin; De inhoud van de dozen hebben wij direct bij ontvangst gecontroleerd en ontdekten dat de meeste dozen slechts half gevuld waren.

Slide 32 - Open question

Verbeter de zin; Uw brief is te laat ontvangen en hebben wij pas vandaag kunnen behandelen.

Slide 33 - Open question

Verbeter de zin; Het resultaat kunnen wij u nog niet mededelen, maar zal morgen bekend worden gemaakt.

Slide 34 - Open question

Verbeter de zin; Uw handelwijze heeft ons teleurgesteld en aangetoond, dat u van fatsoenlijk zaken doen weinig begrijpt.

Slide 35 - Open question