Quiz Lezen 3.3 en 4.3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhaling uitleg lezen 3.3 en 4.3 

Een schrijver houdt rekening met beeld en opmaak als hij zijn tekst plaatst op een bladzijde. Welke van de volgende mogelijkheden is geen voorbeeld van beeld en opmaak?

1. de keuze van de plaatjes bij een tekst
2. de verdeling van de tekst in alinea's
3. de keuze van de soort letters
4. de verdeling van de tekst over de bladzijde

Met 'beeld en opmaak' bij een tekst bedoelen we:

1. Het gebruik van plaatjes bij de tekst
2. Gebruik van verschillende letters en kleur
3. inleiding, kern en slot van een tekst
4. De verdeling van de tekst over de bladzijde

Een andere woord voor lay-out is?

 Vraag 13

1. beeld
2. beeld en opmaak
3. opmaak
4. overzicht

Wat wordt bedoeld met 'leespubliek'?

1. De mensen in de zaal bij een lezing
2. Een groep lezers voor wie de tekst is geschreven
3. Bezoekers van een bibliotheek
4. Mensen op een tribune bij een voorleeswedstrijd

Hoe achterhaal je het leespubliek van een tekst?

1. Je kijkt naar de woordkeus.
2. Je kijkt naar de bron.
3. Je kijkt naar het onderwerp.
4. Alle drie de antwoorden zijn goed.

Voor welk leespubliek is het
tijdschrift Girlz! geschreven?

1. kinderen
2. vrouwen
3. pubermeiden
4. jongens

Een schrijver schrijft voor een bepaald publiek. Hoe noem je dat publiek?

1. Leespubliek
2. Schrijverpubliek
3. Boekpubliek
4. Letterpubliek

Voor welk leespubliek is de tekst geschreven?

1. ouders
2. studenten
3. kinderen/jongeren
4. meisjes

Wat is een tekstsoort

1. een bepaalde soort tekst
2. informatie waar de tekst over gaat

Tekstsoorten

Doel van een krantenbericht

1. Informeren
2. Je iets laten doen
3. Mening geven
4. Amuseren

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. activerende/overhalende tekst
3. amuserende tekst
4. betogende tekst

Wat is een onderwerp?

1. Een onderwerp is hetzelfde als een tekstsoort
2. Een onderwerp en inleiding is hetzelfde
3. Een onderwerp is waar de tekst over gaat
4. Een onderwerp is hetzelfde als de titel

Welk doel heeft de schrijver met de onderstaande tekstsoorten?
Uitnodiging feest

1. Informeren
2. Amuseren
3. Overtuigen
4. Activeren

Welke tekstsoort hoort bij een filmrecensie?

1. tekst met een mening
2. informerende tekst
3. amuserende tekst
4. activerende tekst

Tekstsoort?

1. aankondiging
2. nieuwsbericht
3. artikel
4. oproep

in de inleiding van een betoog

1. schrijf je in het kort je mening
2. schrijf je je mening nog niet
3. schrijf je alleen feiten
4. gebruik je belangrijke argumenten

In de kern van een betoog

1. Trek je de conclusie
2. schrijf je kort je mening
3. geef je de argumenten voor je mening
4. gebruik je geen signaalwoorden

In het slot van een betoog

1. schrijf je de argumenten voor je mening
2. gebruik je zoveel mogelijk signaalwoorden voor mening en opsomming
3. Gebruik je voor elk argument een aparte alinea
4. herhaal je je mening over het onderwerp

Wat is een betoog?

1. Nieuwsbericht
2. Stuk uit een leesboek
3. Recept
4. Stuk tekst met een mening

Een betoog is

1. een fictieve tekst
2. een informatieve tekst
3. een overtuigende tekst
4. een activerende tekst

Hoofdgedachte van een tekst

1. Iets dat in je hoofd zit
2. Hoofdzaak
3. Wat de schrijver je wil vertellen
4. concentratie

De hoofdgedachte is ...

1. de belangrijkste zin van een alinea. de belangrijkste zin van een alinea.
2. waar de tekst over gaat.
3. het doel van de tekst.
4. het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.

De hoofdgedachte is altijd...

1. een woord
2. een zin
3. een woord of een zin

Tekstverband: CONCLUSIE

1. kortom
2. alles overziend
3. met dat doel
4. daarentegen

Wat is een signaalwoord bij het tekstverband "opsomming"?

1. en
2. want
3. omdat
4. toch

Wat is een signaalwoord bij het tekstverband "reden"?

1. en
2. want
3. ten eerste
4. toch

Tekstverbanden zijn ....

1. verbanden die verschillende teksten met elkaar kunnen hebben
2. verbanden tussen zinnen, woorden en alinea's

tekstverband conclusie

 Signaalwoorden van een conclusie zijn:

dus, daarom, kortom

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Tekst

1. Zoek andere signaalwoorden op in de tekst
   
2. Zoek bij deze signaalwoorden het tekstverband
   
3. Schrijf het signaalwoord + tekstverband op
   

Tekstverband reden

signaalwoorden:

want, omdat, daarom

Kijk in je boek op blz. 14