2(A)HA 4-3 feesttenten plus v.d.

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startaufgabe
Pak pen en schrift

- schrijf de stappen en ezelbruggetjes voor het vervoegen van werkwoorden op
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord toepassen


Slide 3 - Slide

Agenda
Buch Seite 114 groen vakje
uitlegfilm kijken
lesson up
opdrachten
afsluiting

Slide 4 - Slide

Stappenplan ww t.t.
1. stam van ww vormen: ww-en
b. v.: spielen = spiel
2. IDEWIS: welk persoonlijk voornaamwoord?
3. uitgang toevoegen (fe)esttenten

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
                       ich (ik)
D                       du (jij)
                      er/sie/es (hij, zij, het)
W                       wir (wij)
                         ihr (jullie)
S                        Sie/sie (zij, u)

Slide 7 - Slide

Hoofdregel (fe)esttenten
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Ik snap dit onderwerp!
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Slide 15 - Slide

Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 
stam + t.
fotografieren Was hast du fotografiert?




Slide 16 - Slide

Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door: 
stam + t
versorgen. Er hat die Katze versorgt
besuchen Wir haben das Kino besucht

Slide 17 - Slide

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden 
In de Lernliste staat dan ook het voltooid deelwoord. Dit moet je ook leren.
Bijvoorbeeld:
beschrijven – beschreven = beschreiben – beschrieben
zwemmen – gezwommen = schwimmen – geschwommen
vreten – gevreten =  fressen – gefressen


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Welke werkwoorden heb je nodig om het voltooid deelwoord te vormen?
A
haben
B
gehen
C
hören
D
sein

Slide 20 - Quiz

Hoe vorm je her voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden?
A
ge + stam + d
B
ge + stam + t
C
ge + stam + en
D
ge + stam + te

Slide 21 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren?

Slide 22 - Open question

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver-?

Slide 23 - Open question

v. d. van sterke werkwoorden moet je leren (staan in de Lernliste). Noem 3!

Slide 24 - Open question

Welke stelling is op jou van toepassing?
A
Ik vind dit nog moeilijk (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (kwestie van oefenen)
C
Ik snap en kan dit (bijna alles goed)
D
Ik kan het een ander uitleggen

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide