HH - 5.2 Hormonale regulatie

5.2 Hormonen
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.2 Hormonen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
  • Je kunt de werking van verschillende hormoonklieren en hun hormonen beschrijven. 

Slide 2 - Slide

Hormonen

Slide 3 - Mind map

Hormonen
=  signaalmoleculen die door klieren worden afgegeven en allerlei functies in je lichaam regelen. 
  • geven alleen een reactie als zij binden aan de receptoren van/op doelwitcellen

Slide 4 - Slide

Klieren
  • endocriene klieren: geven hormonen af aan het bloed

  • exocriene klieren: geven hormonen (+ andere stoffen) af via een afvoerbuis (zoals speekselklier, galblaas) 

Slide 5 - Slide

Doelwit organen
= organen/ cellen die receptoren die bezitten waaraan het hormoon kan binden. 

Slide 6 - Slide

Wat is/ wat zijn de doelwit organen van het zwarte hormoon?
A
de eierstokcel
B
de levercel
C
de eierstokcel en hersencel
D
alle drie de cellen

Slide 7 - Quiz

Noem een factor die invloed kan hebben op de reactiesterkte van een doelwitcel.

Slide 8 - Open question

  • Een hormoon kan meerdere doelwitorganen hebben.
  • De mate van reactie (remmen of stimuleren) van doelwitorganen bepaald door o.a. hormoon-concentratie en het aantal receptoren. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Aansturen van hormonen vanuit hersenen

Slide 11 - Slide

Hypofyse

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

In welk orgaan worden 'releasing hormones' gemaakt?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse
C
Doelorgaan
D
Hypothalamus en hypofyse

Slide 14 - Quiz

Wat is het doelwitorgaan van oestrogeen?
A
hypofyse
B
eierstok
C
baarmoeder
D
Hypofyse en baarmoeder

Slide 15 - Quiz

Wat is geen hormoonklier?
A
Teelbal
B
Hypofyse
C
Nier
D
Alvleesklier

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!
  • lezen paragraaf 5.2 t/m hypofysehormonen
  • paragraaf 5.2: opdracht 4, 5, 7, 9 
  • bekijk BiNaS 89A+C


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hypofyse

Voorkwab (adenohypofyse) en achterkwab (neurohypofyse):

  • FSH en LH
  • GH = groeihormoon
  • TSH = thyroïd stimulerend hormoon
  • Oxytocine
  • ADH = antidiuretisch hormoon
  • ACTH = adrenocorticotroop hormoon

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Regeling ACTH

Slide 22 - Slide



  • aansturing via ACTH vanuit de hypofyse 
  • maakt cortisol (stresshormoon)



  • maakt adrenaline
  • snelle, kortdurige werking.

Bijnierschors 
Bijniermerg 

Slide 23 - Slide

Regeling van ADH

Slide 24 - Slide

Anti-'plas' hormoon
--> dus bij veel ADH, weinig urinevorming

Slide 25 - Slide

Veel ADH zorgt voor...
A
donkere urine
B
lichte urine

Slide 26 - Quiz

Als je veel water gedronken hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Weinig ADH want dat remt de uitscheiding van water

Slide 27 - Quiz

Regeling van TSH

Slide 28 - Slide

De schildklier

  • aansturing via TSH vanuit de hypofyse 
  • de schildklier maakt dan de thyroxine --> zorgt voor stofwisseling + groei en ontwikkeling bij kinderen

  • Jodium nodig voor de vorming van thyroxine 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Het schildklierhormoon kan niet gemaakt worden zonder het element jodium (I). Stel dat een patiënt jodiumtekort heeft.
Zal er meer of minder TSH gevormd worden?
A
meer TSH
B
minder TSH

Slide 31 - Quiz

Jodium 
Ontstaan van een struma 

Slide 32 - Slide

Te weinig thyroxine?

Slide 33 - Slide

Wat is de oorzaak van dwerggroei?
A
Te hoge thyroxineproductie.
B
Te lage thyroxineproductie.
C
Een wisselende thyroxineproductie.
D
Geen thyroxineproductie.

Slide 34 - Quiz

ALGEMENE VRAGEN

Slide 35 - Slide

Welke hormonen zorgen ervoor dat cortisol wordt geproduceerd?
A
Adrenaline
B
Noradrenaline
C
CRH
D
ACTH

Slide 36 - Quiz

Welk hormoon regelt de terugresorptie van water (in de nieren)?
(Zoek op in BINAS)
A
TSH
B
ACTH
C
ADH
D
FSH

Slide 37 - Quiz

Welk orgaan maakt ADH?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
nier
D
bijnier

Slide 38 - Quiz

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden

Slide 39 - Quiz

Alvleeskleir --> eilandjes van Langerhans
  • Deze maakt de hormonen insuline en  glucagon 
  • Deze hormonen hebben invloed op de glucose- concentratie in het bloed
  • Glucose <--> glycogeen

Slide 40 - Slide

Hormonen (eilandjes van Langerhans)

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

In de lever worden hormonen afgebroken. Leg uit dat deze afbraak noodzakelijk is om een goede regeling van de homeostase mogelijk te maken.

Slide 43 - Open question

Welke twee hormonen worden geproduceerd door de alveesklier?
A
Insuline en glycogeen
B
Insuline en glucagon
C
Insuline en adrenaline
D
Insuline en glucose

Slide 44 - Quiz


glucose.................glycogeen
A
geel = glucagon paars = insuline
B
geel = ADH paars = insuline
C
geel = insuline paars = glucagon
D
geel = insuline paars = oxytocine

Slide 45 - Quiz

Aan de slag!
  • lezen paragraaf 5.2 helemaal
  • paragraaf 5.2: opdracht 4, 5, 7, 10, 11, 14 t/m 17
  • bekijk BiNaS 89A+C


Slide 46 - Slide