3. Klasse Kapitel 5 Essen und Trinken

1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Je kunt de woorden van de Lernliste N-D actief gebruiken.
Aufgabe
Online Leeromgeving (via magister)
S. 21 nr. 10 + 11

- Je kunt de zinnen (Redemittel) van D en J begrijpen en actief gebruiken.
Aufgabe:
https://quizlet.com/nl/383380275/3-vmbo-kgt-kapitel-5-redemittel-j-flash-cards/
https://quizlet.com/nl/410651121/neue-kontakte-3-vmbo-kgt-redemittel-d-kapitel-5-flash-cards/





timer
20:00

Slide 2 - Slide

Was hast du heute gelernt?
Login student op:
https://www.socrative.com/
Lokaalnaam:
CHECK3TL


timer
10:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

timer
20:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Die Aufgaben
De opdrachten maak je in de online leeromgeving (via magister):
Grammatik:
- S. 18 nr. 6
- S. 30/31 nr. 1/2/3
Hilfsmittel: S. 85/86/87


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aufgabe 1: K-schreiben S. 59 nr. 44
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Beurteilung: - Inhoud: alle onderdelen uit de situatie is verwerkt.
                         - Taalgebruik: Correct Duits, hulpmiddel is p. 58/59 nr. 44
                         - Layout: nettjes en passend bij het onderwerp.



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1. Zum Schluss: S. 62/63 nr. 1 und 3 machen
2. Gruppenarbeit weiter verarbeiten.

timer
20:00

Slide 13 - Slide

Bij welk persoonlijk voornaamwoord verandert de a in de stam?

Slide 14 - Open question

De a in de stam verandert bij du er sie es en man naar ??

Slide 15 - Open question

Vervoegen: du schlagen
A
du schlagst
B
du schlägt
C
du schlägst

Slide 16 - Quiz

Vervoegen: ihr schlafen
A
ihr schlaft
B
ihr schläft
C
ihr schlläft

Slide 17 - Quiz

Vervoegen: er fahren
A
er fähret
B
er fährt
C
er färt

Slide 18 - Quiz

Vervoegen: man tragen
A
man tragt
B
man träget
C
man trägt

Slide 19 - Quiz

Vervoegen: sie (3p) laufen
A
sie läuft
B
sie lauft
C
sie läufft

Slide 20 - Quiz

Was ist dein
Lieblingsessen?

Slide 21 - Mind map

Was bedeutet: appelsap

Slide 22 - Open question

Was bedeutet: een kopje thee

Slide 23 - Open question

Was bedeutet: smaakt

Slide 24 - Open question

Was bedeutet: ik had graag

Slide 25 - Open question

Was bedeutet: de chocolade

Slide 26 - Open question

Was bedeutet: Neemt u me niet kwalijk

Slide 27 - Open question

Was bedeutet: de menukaart

Slide 28 - Open question

Was bedeutet: het mineraalwater

Slide 29 - Open question

Übersetzen: pinnen

Slide 30 - Open question

Übersetzen: uit eten gaan

Slide 31 - Open question

Übersetzen: de rekening

Slide 32 - Open question

Übersetzen: bezet

Slide 33 - Open question

Übersetzen: vandaag

Slide 34 - Open question

übersetzen: misschien

Slide 35 - Open question

übersetzen: een beetje

Slide 36 - Open question

übersetzen: patat

Slide 37 - Open question

übersetzen: melk

Slide 38 - Open question

übersetzen: Ober!

Slide 39 - Open question

übersetzen: op je gezondheid!

Slide 40 - Open question

übersetzen: Dat spijt me

Slide 41 - Open question