Les 1. Communicatie

Les 1. Communicatie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Les 1. Communicatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gezonde communicatie
Aan het eind van dit blok:

1. Kun je uitleggen wat communicatie is en welke vormen er zijn.
2. Kun je herkennen hoe filters, emoties en overtuigingen invloed hebben op hoe je met anderen praat en samenwerkt.
3. Heb je geoefend met verbale en non-verbale communicatie in realistische situaties.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Even voorstellen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wie zijn jullie?
Maak een Mindmap met minimaal 10 woorden die jou omschrijven.
Wie ben jij? Wat is je achtergrond? Waarom zit je op deze school? Wat wil je na je opleiding gaan doen?

timer
8:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

…maar waarom communicatielessen? En wat heb ik er nou aan?  
1. Omdat jij als toekomstig agrarisch ondernemer, of als medewerker in de agrarische sector met heel veel verschillende mensen te maken gaat krijgen.


2. Die mensen denken soms hetzelfde dan jij, en soms ook niet.

3. De agrarische sector wordt niet altijd positief in beeld gebracht.

4. Het is dan belangrijk om te weten hoe je jezelf goed kunt verwoorden.

Dat gaan we de komende weken in de lessenreeks communicatie doen!




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doel van deze les?
1. Je weet aan het einde van de les welke 4 communicatievormen er zijn en hoe je deze toepast.

2. Je kunt aan het einde van de les benoemen welke verschillende gesprekstechnieken er zijn, en je kunt de soorten vragen benoemen die bij de gesprekstechnieken toegepast worden.
3. Aan het eind van de les weet je hoe de kennisleerlijn eruit ziet, en welke opdrachten je voor de communicatielessen gaat maken.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Uitleg kennisleerlijn

Uitleg opdrachten die horen bij communicatie lessen
Theorie: Communicatie vormen & verschillende gespreksvormen



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet de kennisleerlijn eruit?
Deze is gekoppeld aan de eenheid ‘Bedrijfsvoering’
 


Opdracht ‘Sollicitatiegesprek’. We gaan sollicitatiegesprekken voeren met een externe partij, die jou daarop gaan beoordelen. Uiteraard gaan we dit in de les voorbereiden, zodat jij een goed gesprek kunt voeren: En minstens zo belangrijk, dat je een goed CV hebt.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

4 soorten communicatie
Verbale communicatie

Non verbale communicatie
Vocale communicatie
Non vocale communicatie



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie? 

Slide 11 - Slide

Vraag aan de studenten: Wat is het verschil tussen verbale en non verbalen communicatie?
Er zijn vier soorten communicatie, dit zijn verbale en non-verbale communicatie, vocale en non-vocale communicatie.

Bij verbale communicatie moet je denken aan communiceren met woorden en geluiden.

Non-verbale communicatie is communiceren door middel van niet-talige signalen of tekens oftewel geen woorden. Je kunt hierbij denken aan kleding. Aan kleding kun je zien wat voor soort baan iemand heeft of wat voor stijl ze hebben. 

Een veelgemaakte gedachtefout is dat gebarentaal hier ook bij hoort, dat is niet het geval. Bij gebarentaal staat elke beweging vast aan een bepaald woord, dit zijn dus talige signalen.

Dan is er nog vocale communicatie en non-vocale communicatie.

Vocale communicatie is de manier van praten door middel van woorden. 
Non-vocale communicatie is zoals het eerder genoemde voorbeeld wel gebarentaal.

Binnen een bedrijf zijn er ook verschillende vormen van communicatie.

Massacommunicatie: Bij massacommunicatie vindt er openbare, communicatie plaats. Het is vaak eenrichtingsverkeer met massacommunicatie bereik je een grote groep mensen. Vaak dus van het bedrijf naar de consumenten toe.

Interpersoonlijke communicatie: bij interpersoonlijke communicatie vindt er contact plaats tussen twee mensen en meestal is dit contact direct. Interpersoonlijke communicatie is precies anders dan massacommunicatie. Waarbij massacommunicatie eenrichtingsverkeer plaatsvindt is dit bij interpersoonlijke communicatie tweerichtingsverkeer. Er is dat ook meteen directe feedback en kijk je iemand in zijn ogen aan

. Bij massacommunicatie word je nauwelijks in staat gesteld om persoonlijk een vraag te stellen. Het zit hem ook in het publiek. Bij massacommunicatie zal het publiek groter zijn, en interpersoonlijke communicatie vindt meestal plaats tussen een klein aantal mensen. 

Verbale communicatie v.s. Non-verbale communicatie

Non verbaal:
Alles wat je met je lichaam doet, behalve praten
Houding
Mimiek
Gebaren
Stemgeluid, zonder de woorden die je spreekt
Schriftelijk

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verbaal:
Alles wat je zegt met woorden
Letterlijke betekenis
Versterkende en verzwakkende woorden

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

timer
0:30

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Met wie communiceer jij op en rondom het agrarische bedrijf? 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Ga met je buurman/ vrouw in gesprek.

Met welke mensen heb je van doen, in en rondom een agrarisch bedrijf?
Wat komen die mensen doen?
Welke gesprekstechnieken pas je waar toe?
Tijd: 5 minuten




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn gesprekstechnieken, en wat heb ik eraan? 
Gesprekstechnieken zijn vaardigheden die je kunt toepassen om goed te communiceren. Vaardigheden zoals luisteren, spreken, concentratie, etc.


Waarom wil je gesprektechnieken beheersen/ Herkennen? 

Omdat het op het agrarische bedrijf ook toegepast wordt! Het maakt nogal een verschil of iemand iets aan jou wil verkopen, of gewoon gezellig een bakkie komt doen.





Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Soorten vragen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Open vragen 
Open vragen beginnen met:  wat, waar, wie, waarom, waarmee, wanneer en hoe.


Voorbeelden:
Wat wil je met deze opleiding bereiken?
Waarom kies je voor Dier & Veehouderij?
Waar in het buitenland zou je stage willen lopen?
Wanneer wil je jouw studie afgerond hebben?
Wie vindt jij de leukste persoon uit de klas?
Hoeveel studenten zitten er in jouw klas?
Hoe is de sfeer bij jou in de klas?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Gesloten vragen
Gesloten vragen kunnen alleen met Ja en Nee beantwoord worden en waar verder weinig reactie op te verwachten is


Voorbeelden:
Je vindt koeien leuk?
Je gaat in het weekend graag naar de keet met kameraden?
Je gaat in het weekend werken bij de supermarkt?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Suggestieve vragen
Een suggestieve vraag is een vraag waar een bepaalde vooringenomenheid/oordeel in is opgenomen:


Voorbeeld:
Je vindt dus dat burgers niet zo moeten zeuren op boeren?
Je vindt dus dat zwarte piet geen racisme is?
Je probeert daarmee een ander woorden in de mond te leggen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Als...Dan...vragen
Met deze vragen onderzoek je de mogelijkheden bij een ander


Voorbeeld:
Als ik jullie vraag wat jullie graag in deze lessen willen doen, kunnen jullie dan een zinvol antwoord geven?
Als ik nu koffie voor je haal, wil jij dan morgen rijden naar de kroeg?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Samenvattende vragen
Hiermee controleer je of je de ander begrepen hebt en begrijpt.
Dit is erg belangrijk, zeker bij zakelijke gesprekken (bank, accountant)
Luisteren, samenvatten, doorvragen. Deze gespeksmethode noemen we (LSD)

Voorbeelden:
Je weet dus nu wat voor soort vragen er zijn en hoe je die kunt toepassen? Kun je me hier een voorbeeld van geven?



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Wat: Verdeel in groepjes. Per groepje zitten 3 studenten. 
1.  Student is veehouder, student 2 is adviseur en student 3 observeert.
Hoe: Vragen stellen per type
De adviseur moet van elke type vraag minstens één vraag stellen:
🔸 Open vraag (bijv. “Wat heb je tot nu toe al geprobeerd?”)
🔸 Gesloten vraag (bijv. “Heeft ze koorts?”)
🔸 Suggestieve vraag (bijv. “Je denkt ook dat het aan het voer ligt, toch?”)
🔸 Als…dan… vraag (bijv. “Als de productie niet stijgt, wat betekent dat dan voor je planning?”)
🔸 Samenvattende vraag (bijv. “Dus: je wilt een oplossing die snel werkt en weinig kost?”)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat heb ik nou aan die gesprekstechnieken? (wat mot ik d’r met?  

Slide 27 - Slide

Je hebt er veel aan. Als toekomstige boer of medewerker ga je met veel verschillende mensen in aanraking komen. Zij gebruiken verschillende gesprekstechnieken. Als je die herkent kun je beter communiceren en inschatten wat ze van jou willen, of wat zij of jij voor hen kunt betekenen.

Wat hebben we vandaag behandeld?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat hebben we vandaag behandeld?
We hebben het gehad over de 4 verschillende communicatievormen
 

We hebben het gehad over de verschillende gesprekstechnieken.

Je hebt uitleg gekregen over de IO opdracht: Sollicitatiegesprek.


Slide 29 - Slide

This item has no instructions