8.2 deel 1

Havo 4
8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme opkwamen.


Kenmerkend aspect:
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen:
Liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Havo 4
8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme opkwamen.


Kenmerkend aspect:
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen:
Liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Slide 1 - Slide

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Liberalisme, nationalisme en conservatisme
1814 --> Napoleon verliest bij Waterloo.

Congres van Wenen (1814-1815): 
Doel: nieuw machtsevenwicht in Europa, gericht op het 'klein' houden van Frankrijk.
- Pruisen aan de Westkant uitgebreid.
- Nederland --> monarchie koning Willem I (NL-BE-LUX (hertogdom van Willem) )
- Frankrijk herstel koninkrijk (huis van Bourbon)
- Oostenrijk kreeg grote delen van Italië.
- De rest van Italië werd opgedeeld tussen koningen, hertogen en de paus.
- Duits gebied: los verbond 4 stadstaten en 35 monarchieën (waaronder Oostenrijk en Pruisen)
Habsburgse rijk anno 1815:
Oostenrijk en grote niet Duitssprekende gebieden in Midden en Oost Europa.

Slide 2 - Slide

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Liberalisme, nationalisme en conservatisme
Na de democratische revoluties nu weer een periode waarin de adel en de kerk meer macht kregen.
--> burgerrechten beperkt
--> voorrechten adel en geestelijkheid hersteld

--> reactie op de autoritaire orde:
ontstaan politiek-maatschappelijke stromingen


Slide 3 - Slide

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Liberalisme, nationalisme en conservatisme
1. Liberalisme: Liberté (vrijheid):
- Aanhangers voornamelijk uit de burgerij (in de 19e eeuw bestond die uit alle sociale groepen tussen de adel tot de arbeidersklasse).
- Aanhangers van de verlichting 
- Erfgenamen van de gematigde stroming binnen de democratische revoluties.

Doel: ze willen een grondwet die de koninklijke macht beperkt en persvrijheid en andere vrijheden van de burgers garandeerde.
- regering ondergeschikt aan gekozen volksvertegenwoordiging.
- wet voor iedereen geldig
- vrijheid voor individu en economie (vrije markteconomie)
John Stuart Mill
De vrijheid van het individu mag alleen beperkt worden om te voorkomen dat anderen schade leden.

Slide 4 - Slide

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Liberalisme, nationalisme en conservatisme
2. Nationalisme:
Door de democratische revoluties is de blik van de mensen verder gegaan dan hun eigen streek of stad --> groei nationaal besef.
- Verzetten zich tegen de bestaande orde.
- Liefde voor hun eigen volk (natie).

Doel: ieder volk heeft recht op het hebben van een eigen staat, een natiestaat.
- komt vooral op in landen waar volkeren geen eigen staat hebben;
Duitsland, Servië, Italië en Griekenland.

Voorwaarden nationalisme:
- gemeenschappelijke taal
- geschiedenis en cultuur

Slide 5 - Slide

8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Liberalisme, nationalisme en conservatisme
3. Conservatisme:
- Tegenhanger van het nationalisme en liberalisme.
- Idee van vrijheid en gelijkheid is gevaarlijk. (bang voor chaos, zoals tijdens de Franse revolutie).
- Aanhangers vooral onder de geestelijkheid, adel en de officieren.

Doel: de historisch gegroeide toestand zoveel mogelijk behouden.
- Leiding door de kerk, adel, monarchie en het leger.

Kapitalisten waren soms liberaal en soms conservatief.

Slide 6 - Slide

Leg met twee voorbeelden uit hoe regeringsleiders op het Congres van Wenen een machtsevenwicht tot stand brachten om een Franse dreiging te voorkomen.

Slide 7 - Open question

Elementen van het ancien régime werden in Europa hersteld. Geef hiervan twee voorbeelden.

Slide 8 - Open question

Noem vier opvattingen van het liberalisme en geef aan in welke sociale groep deze stroming veel aanhang had.

Slide 9 - Open question

Geen aan welke betekenissen nationalisme heeft.

Slide 10 - Open question

Noem twee opvattingen van het conservatisme en geef aan in welke groepen deze stroming veel aanhang had.

Slide 11 - Open question

Werk het leerdoel volledig uit.
- hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme opkwamen.

Slide 12 - Open question

Werk het leerdoel volledig uit.
- hoe het liberalisme, nationalisme en conservatisme opkwamen.

Slide 13 - Open question