oefenen 3.1 en 3.2

3.1 Hoe kom je aan werk? (deel 1)
Cirkeldiagram

Extra uitleg!
35%
25%
20%
12%
8%
In Lisse zijn 4500 mensen lid van een sportvereniging. Bereken hoeveel leden de tennis vereniging heeft.

Voetbal
Athletiek
Tennis
Hockey
Overig
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.1 Hoe kom je aan werk? (deel 1)
Cirkeldiagram

Extra uitleg!
35%
25%
20%
12%
8%
In Lisse zijn 4500 mensen lid van een sportvereniging. Bereken hoeveel leden de tennis vereniging heeft.

Voetbal
Athletiek
Tennis
Hockey
Overig

Slide 1 - Slide

Een baan waar een bedrijf iemand voor zoekt.
A
Sollicitatie
B
Vacature
C
Vakbond
D
Arbeidsovereenkomst

Slide 2 - Quiz

Is aardbeien plukken een voorbeeld van geschoold of ongeschoold werk?
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk

Slide 3 - Quiz

'Solliciteren'
A
De beëindiging van een baan
B
Solderen op je werk
C
Een werknemer laten weten dat je een bepaalde baan wilt.

Slide 4 - Quiz

Rachida is verpleegkundige
A
geschoold werk
B
ongeschoold werk
C
Kan beide

Slide 5 - Quiz

Gijs werkt elke dag van 15:00 uur tot 20:00 uur.
Gijs werkt
A
Deeltijd
B
Voltijd

Slide 6 - Quiz

De moeder van Joël werkt elke dag van 9:00 uur tot 17:00 uur.
De moeder van Joël werkt
A
Deeltijd
B
Voltijd

Slide 7 - Quiz

Arbeidsverdeling zorgt voor:
A
Iedereen doet binnen zijn werk waar hij/zij goed in is.
B
Werk wordt verdeeld, zodat het makkelijker wordt.
C
Werk wordt verdeeld over verschillende landen.
D
Iedere maand verander je van werkzaamheden.

Slide 8 - Quiz

Wanneer de vraag naar arbeid groter is dan het het aanbod van arbeid, spreken economen van een ........
A
krappe arbeidsmarkt
B
ongelijke arbeidsmarkt
C
ruime arbeidsmarkt

Slide 9 - Quiz

Wat is een manager
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 10 - Quiz

Wanneer eindigt een tijdelijk contract?
A
Dit mag de werkgever bepalen.
B
Zodra er geen werk meer is.
C
Zodra de einddatum van het contract afgelopen is

Slide 11 - Quiz

Dit werk doe je als oproepkracht of uitzendkracht.
A
Parttime baan
B
Vaste baan
C
Fulltime baan
D
Flexibele baan

Slide 12 - Quiz

Wat is een werknemer?
A
Iemand die een eigen bedrijf heeft.
B
Iemand die geen vaste baan heeft.
C
Iemand die personeel in dienst heeft.
D
Iemand die in dienst van een baas werkt.

Slide 13 - Quiz

Tussen welke jaren neemt de werkeloosheid af met 150.000?

Slide 14 - Slide