huis 1 november 2018

6 november
computer + eigen boek
leesteksten oefenen
woorden dag 2/3 
werkblad
molen woorden
schrijfopdracht
1 / 35
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

6 november
computer + eigen boek
leesteksten oefenen
woorden dag 2/3 
werkblad
molen woorden
schrijfopdracht

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

de flat
de verdieping

Slide 3 - Slide

het appartement
het vloerkleed

Slide 4 - Slide

de garage
de schoorsteen

Slide 5 - Slide

strijken           de strijkplank
het  strijkijzer

Slide 6 - Slide

de flat
de verdieping

Slide 7 - Slide

het appartement
het vloerkleed

Slide 8 - Slide

de stad
de steden
het dorp
de dorpen

Slide 9 - Slide

het gordijn 
Zijdoet de gordijnen dicht.
de eettafel
De familie zit bij de eettafel

Slide 10 - Slide

de bank
Wij hebben een driezits bank 
de boerderij
Mijn opa woont in een boerderij.

Slide 11 - Slide

de salontafel
Wij kopen een nieuwe salontafel.
de radio
De radio staat te hard

Slide 12 - Slide

de garage
de schoorsteen

Slide 13 - Slide

de lift
de zolder

Slide 14 - Slide

af-zuig-kap
de afzuigkap
de magnetron

Slide 15 - Slide

de kraan
de gootsteen

Slide 16 - Slide

het fornuis
de stofzuiger

Slide 17 - Slide

strijken           de strijkplank
het  strijkijzer

Slide 18 - Slide

de schroeven-draaier
de schroef

Slide 19 - Slide

boren 
zagen

Slide 20 - Slide

poten
van een tafel
het blad van de tafel

Slide 21 - Slide

Jan maakt een tafel.
Jan heeft een hobby.
Hij maakt graag dingen van hout.
Hij heeft al een stoel gemaakt en een kast.
Vandaag gaat hij een tafel maken.
Hij gaat eerst met de auto naar de winkel.
Hij koopt hout en schroeven.
Dan pakt hij een zaag.
Hij zaagt het hout op maat.
Hij boort gaten in het hout.
Dan gaat hij koffie drinken.
Hij schroeft de poten aan het blad met de schroevendraaier.
Hij heeft niet genoeg schroeven.
Het is al negen uur.
De winkel is dicht.
Hij kan de tafel niet afmaken.

Slide 22 - Slide

vragen 
  1. Wat maakt Jan?  
  2. Wat heeft Jan al gemaakt?  
  3. Wat gaat hij kopen in de winkel?  
  4. Wat gaat Jan drinken?

Slide 23 - Slide

Ik strijk de blouse op de strijkplank
Ik zet het bord in de magnetron
Hij kookt de soep op het fornuis
ik zet de melk in de koelkast 

Slide 24 - Slide


A
streikeizer
B
strijkeizer
C
strijkijzer
D
strijkijser

Slide 25 - Quiz


A
de magnetron
B
het fornuis
C
de oven
D
de ijskast

Slide 26 - Quiz


A
de magnetron
B
het fornuis
C
de oven
D
de ijskast

Slide 27 - Quiz


A
de emmer
B
de bezem
C
de kraan
D
de schoonmaak

Slide 28 - Quiz


A
de keuken
B
het dak
C
de zolder
D
de trap

Slide 29 - Quiz


A
de flat
B
het appartement
C
de zolder
D
de stoep

Slide 30 - Quiz


A
het gordein
B
de gordijn
C
het gorddin
D
het gordijn

Slide 31 - Quiz


A
het appartement
B
de flat
C
het dorp
D
de boerderij

Slide 32 - Quiz


A
het stad
B
het dorp
C
de stad
D
de dorp

Slide 33 - Quiz


Slide 34 - Open question


A
het huis
B
de zolder
C
het daak
D
het dak

Slide 35 - Quiz