bronHchap 5 eenvraag stellen

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui

Bron H Grammaire

ex 30/31/32/33

avoir mal à

à + le bras => .... bras

à + la tête  => .... tête

à + l'oreille => .... oreille

à + les yeux=> ... yeux

Ontkenning maken

Je zet ne/n' vóór de persoonsvorm (eerste ww in de zin) en pas/rien/plus/jamais/pas encore achter de persoonsvorm.

Je kunt het zien als een hamburger.
Broodje (ne/n') + burger (pv) + broodje (pas/rien/plus/jamais/pas encore)

français	néerlandais
ne .... pas
ne .... plus
ne .... jamais
ne .... rien
ne ... pas encore

Vertaal de ontkenningen:

niet ... meer

niets

nog niet

niet / geen

nooit

Wanneer verandert ne in n'?
Neem de zin over en vul aan: Als het werkwoord ......

Maak de zin ontkennend:
(niet meer) Je suis malade.

Maak de zin ontkennend:
(niets) J'ai mangé

Maak de zin ontkennend:
(nooit) Je vais à l'école.

Maak de zin ontkennend:
(nog niet) J'ai réussi.

La négation

va

plus

elle

à

ne

l'école

Quelle est la négation de la phrase :
C'est correct

1. Ce n'est pas correct
2. Ce ne est pas correct
3. C'est ne pas correct

Vul in met 'nooit'
Je .... sors .... le dimanche.

Vul in met 'nog niet'
Je .... sais...........la bonne réponse.

Fais la négation:
Je fais du sport (nooit).

Op de schaal van 1 tot 10. Hoe goed snap jij nu de ontkenning in het Frans? 1=helemaal niet en 10= ik snap het helemaal.

110

Vragen stellen in het Frans

Vraagwoorden

Quand	Wanneer
Combien	Hoeveel
Comment	Hoe
Où	Waar
Pourquoi	Waarom
Qui	Wie
Qu'est-ce que	Wat

Vraagzinnen - hoe maak je ze?

Er bestaan:  

1) vraagzinnen ZONDER vraagwoord 

2) vraagzinnen MET vraagwoord

Poser des questions 

1 - Zonder vraagwoord 

als een gewone zin, maar dan vragend uitgesproken	Vous parlez français?
est-ce que + gewone zin	Est-ce que vous parlez français?
inversie	Parlez- vous français?

Poser des questions en français

Manges-tu une pomme ?

Tu manges une pomme ?

Est-ce que tu manges une pomme?

Poser des questions

Vous avez un chien?

Avez-vous un chien?

Est-ce que vous avez un chien?

       Wat valt je op?               

Poser des questions

Elle a un chien?

A-t-elle un chien?

Est-ce qu'elle a un chien?

       Wat valt je op?               

Maak deze zin op 3 manieren vragen:

" Tu es en quatrième. "

Poser des questions

2 - Met  vraagwoord 

Vraagwoord + inversie ( PV + Onderwerp + ) ?	Comment t'appelles-tu?
Vraagwoord +est-ce que + gewone zin ?	Comment est-ce que tu t'appelles ?
gewone zin + vraagwoord?	Tu t'appelles comment ?

Les mots pour poser des questions.

Quoi

Weet je nog de vraagwoorden in het Frans? 

où

quand

combien

pourquoi

comment

qui

qu'est-ce que

wie

Waarom

Wat

wanneer

hoeveel

waar

hoe

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.

wie

wat

waar

wanneer

hoe

hoe veel

combien

où

qui

qu'est-ce que/ qu'est-ce qui

quand

comment

vertaal:
combien

1. waar
2. wanneer
3. hoeveel
4. waarom

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord

Kies het goede vraagwoord.
____ ça va?
- Ça va bien, merci!

1. où
2. comment
3. combien
4. quand

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord

Kies het goede vraagwoord.
____ elle a?
- Elle a mal à la tête.

1. combien
2. comment
3. pourquoi
4. qu'est-ce qu'

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord

Kies het goede vraagwoord.
Tu habites ____ ?
- J'habite à Ede.

1. combien
2. pourquoi
3. où
4. qu'est-ce que

VOORUITBLIK -> vragen stellen met een vraagwoord

Op hoeveel manieren kun je een vraag stellen zonder vraagwoord in het Frans?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Maak van de volgende zin een vraagzin. Gebruik est-ce que.
Tu manges bien.

Maak van de volgende zin een vraagzin. Gebruik inversie.
Vous parlez français.

Wat gebeurt er met est-ce que als er een klinker of een h volgt? Neem de zin over in en vul aan.
Dan verandert est-ce que naar .....

	Wie
	Waarom
Qu'est-ce que
	Waar
Quand
	Hoe

De vraagwoorden

Qui

Pourquoi

Wat

Wanneer 

Où

Comment

Wat betekent "Est-ce que?

Traduis F-N:
Qui est le prof de français?

Traduis F-N:
Qu'est-ce que tu manges?

Traduis F-N:
Vous mangez combien de pizzas?

Traduis F-N:
Tu pars (= partir, vertrekken) quand?

Traduis F-N:
Comment ça va?

Traduis F-N:
Pourquoi tu parles anglais?

Traduis F-N:
Il va où?