2HV - H5 Grammatica zinsdeelzin

Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Een zin met 1 persoonsvorm
Een zin met meer dan 1 persoonsvorm
1 / 22
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Een zin met 1 persoonsvorm
Een zin met meer dan 1 persoonsvorm

Slide 1 - Drag question

Kenmerken hoofdzin
Kenmerken bijzin
pv + ow staan naast elkaar 
pv + ow zijn gescheiden 
verbonden door onderschikkend voegwoord
zin begint met nevenschikkend voegwoord
zin kun je vaak wel zelfstandig gebruiken
zin kun je vaak niet zelfstandig gebruiken

Slide 2 - Drag question

Enkelvoudig
Hoofdzin
Bijzin
Ik heb zin om koekjes te bakken
Ik ga naar ballet
want dat vind ik leuk
Ik doe de afwas
omdat ik het moet doen
Omdat ze 15 jaar getrouwd zijn
geven papa en mama een groot feest.
Ik heb zin in de pauze, dan kan ik lekker buitenspelen.

Slide 3 - Drag question

Met welk woord begint de bijzin?
'Weet je nog welke boeken je in klas 1 hebt gelezen?'

Slide 4 - Open question

THEORIE: hoofd- en bijzinnen
1. HOOFDZIN: staat de persoonsvorm vooraan of na het eerste zinsdeel. 
VB. Ga je mee tennissen? 
Ik ga vanmiddag tennissen. 
Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden: en, maar, want of of.

Bepaal wat de hoofdzin (hz) is door de zin vragend te maken: de hoofdzin komt dan vooraan te staan.

VB. Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht.
hz Had niemand volgens mij verwacht dat Yildiz biologie gaat studeren?

Slide 5 - Slide

THEORIE: hoofd- en bijzinnen
2. BIJZIN: staat de persoonsvorm (bijna) achteraan. 

Voorbeelden:
Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had.

Een bijzin begint bijna altijd met een verbindingswoord.

Slide 6 - Slide

THEORIE: bijzinnen - zinsdeelzin
Een samengestelde zin kan bestaan uit: hoofdzinnen of uit een hoofdzin(nen) en bijzin(nen). Bijzinnen zijn een zinsdeel in de hoofdzin. 

Zinsdeelzin is een zinsdeel met een persoonsvorm erin. 
Zinsdeelzinnen zijn: onderwerpszin (ow-zin), lijdendvoorwerpszin (lv-zin), meewerkendvoorwerpszin (mv-zin), bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin), meestal bijwoordelijke bijzin genoemd.

LET OP: DE PV ERIN!

Slide 7 - Slide


A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 8 - Quiz


A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 9 - Quiz

Stappenplan: 
Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is: 
1. Bepaal wat de hoofdzin (hz) is door de zin vragend te maken: de hoofdzin komt dan vooraan te staan.
2. Geef de grenzen van de bijzin(nen) aan.
3. Vul in plaats van de bijzin(nen) een woord(groep) in.
4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woordgroep is.
5. De bijzin (bz) is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep.

Slide 10 - Slide

Zinsdeelzinnen- VB
– Dat Yildiz biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht.

1. hz Had niemand volgens mij verwacht dat Yildiz biologie gaat studeren?
2. {( bz Dat Yildiz biologie gaat studeren), hz had volgens mij niemand verwacht.}
3. Yildiz’ keuze voor de studie biologie had volgens mij niemand verwacht.

pv = had
ow = niemand
wg = had verwacht
lv = Yildiz’ keuze voor de studie biologie
bwb = volgens mij

Dat Yildiz biologie gaat studeren = lv-zin
Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is:
  1. Bepaal wat de hoofdzin is
  2. Geef grenzen aan van de bijzin(nen)
  3. Vul in plaats van de bijzin een woord(groep) in
  4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woordgroep is.
  5. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep. 

Slide 11 - Slide

Volgende les:
1. Wie fanatiek studeert, haalt goede resultaten

Wie fanatiek studeert = bijzin

Bijzin kan je veranderen in 1 woord -> iemand

{Iemand haalt goede resultaten}

Iemand = onderwerp
Bijzin = ow-zin
Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is:
  1. Bepaal wat de hoofdzin is
  2. Geef grenzen aan van de bijzin(nen)
  3. Vul in plaats van de bijzin een woord(groep) in
  4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woordgroep is.
  5. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep. 
Zinsdeelzinnen - VB

Slide 12 - Slide

Zinsdeelzinnen- VB
Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft.

Hij zegt = hoofdzin
hij = onderwerp; zegt = werkwoordelijk gezegde; dat hij het niet gedaan heeft = lijdend voorwerpszin

Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. -> Hij zegt dat.
Het woord dat de bijzin vervangt heeft dezelfde functie als de bijzin.
Dat = lijdend voorwerp; dat hij het niet gedaan heeft 
= lijdend voorwerpszin
Zo vind je welk zinsdeel de bijzin is:
  1. Bepaal wat de hoofdzin is
  2. Geef grenzen aan van de bijzin(nen)
  3. Vul in plaats van de bijzin een woord(groep) in
  4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woordgroep is.
  5. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep. 

Slide 13 - Slide

Ik neem mijn paraplu mee, omdat het vanmiddag gaat regenen.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
gezegdezin

Slide 14 - Quiz

Wie doorrijdt, geeft hij een waarschuwing.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 15 - Quiz

Omdat het bleef regenen, werd het kampioenschap afgelast.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 16 - Quiz

Hoe we dat moeten oplossen, is nog onduidelijk.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 17 - Quiz

Dat hij daar niet goed in is, weten we al een tijdje.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 18 - Quiz

Wie nooit uitgaat, ontgaat veel.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 19 - Quiz

Nu weet zij dus, waarom ze werd gewaarschuwd.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 20 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat een zinsdeelzin is.

Slide 21 - Open question

Opdracht deze les


  • HV: H5 Grammatica: Zinsdeelzinnen
Startopdr., opdr. 1 t/m 3

of NN online: alle opdr. van jouw leerroute



Slide 22 - Slide