Les 4: Presente Verbos regularese irregulares/ser/estar

1 / 35
next
Slide 1: Slide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: Korte woordenlijst
C. Doornemen: Tegenwoordige tijd
E. Oefenen: Tegenwoordige tijd 
F. Afsluiting


Después de la clase...
Kan je de regelmatige werkwoorden in het Spaans herkennen en toepassen
Los deberes para la próxima clase:
Lezen:  
Maken: Opdracht 
Lesprogramma

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

persoonsvormen (pronombres)
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u,
wij
jullie
zij
Leer de persoonlijk voornaamwoorden goed uit elkaar te houden!

Slide 4 - Slide

Er zijn drie soorten groepen werkwoorden die eindigen met...

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Ik snap nu de tegenwoordige tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

¡A practicar!
Hacer los ejercicios 1 y 2 en tu libro, pg 10
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Ser= zijn

Slide 22 - Slide

Het rijtje van ESTAR:
YO                                      ESTOY
TÚ                                       ESTÁS
ÉL, ELLA, USTED           ESTÁ
NOSOTROS-AS              ESTAMOS
VOSOTROS-AS              ESTÁIS
ELLOS-AS, USTEDES  ESTÁN 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Presente perfecto

Slide 25 - Slide

Perfecto (onregelmatig)
romper    --> roto
abrir        --> abierto
escribir    --> escrito
poner      --> puesto
ver           --> visto
decir        --> dicho
volver      --> vuelto
hacer       --> hecho
freír         --> frito
morir       --> muerto
ser           --> sido
ir              --> ido

Slide 26 - Slide

¡A practicar!
Hacer los ejercicios 4 y 5 en lifo in de klas

Slide 27 - Slide

classroom

Slide 28 - Slide

¡A practicar!
Hacer los ejercicios 1 t/m 6  en lifo in HUISWERK

Slide 29 - Slide

Ik snap nu de tegenwoordige tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Slide

(Yo)_____ (trabajar) en una escuela
A
Trabaja
B
Trabajo
C
Trabajan
D
Trabajamos

Slide 32 - Quiz

Nosotros ___(vivir) en una casa muy grande.
A
Vivo
B
Vivimos
C
Viven
D
vivís

Slide 33 - Quiz

¿(beber, tú)____ una coca cola?
A
Bebo
B
Bebemos
C
Beben
D
Bebas

Slide 34 - Quiz

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 
 _______(beber - yo) un té con Jaira. 
Zanna___________ (comer) frutas en el desayuno.
Lars y Leen _______________(hacer = maken) los ejercicios.
Sjadia y yo ___________ (tener = hebben) muchos amigos.
Seraphiem y yo _____ (leer = lezen) un e-mail.
Tú...................................(beber) agua.
bebo
come
hacen
tenemos
leemos
bebes

Slide 35 - Drag question