lidwoorden

Het doel van deze les
Na deze les weer je:
- Welke 3 lidwoorden er zijn.
- Wanneer ik welk lidwoord gebruik.
-Wanneer er sprake is van een lidwoord en wanneer niet.
- Wat een zelfstandig naamwoord is.
Hoe ik het zelfstandig naamwoord in de zin herken.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord

1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het doel van deze les
Na deze les weer je:
- Welke 3 lidwoorden er zijn.
- Wanneer ik welk lidwoord gebruik.
-Wanneer er sprake is van een lidwoord en wanneer niet.
- Wat een zelfstandig naamwoord is.
Hoe ik het zelfstandig naamwoord in de zin herken.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wij kennen lidwoorden

Slide 4 - Slide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 5 - Slide

Onbepaald lidwoord
Een is het onbepaald lidwoord: het wijst op iets dat nog niet  bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken. 
EEN is het onbepaalde lidwoord.

Wat heeft Martha vandaag gedaan?
Martha heeft een tekening gemaakt.

Slide 6 - Slide

Bepaald lidwoord
De en het zijn bepaalde lidwoorden: ze wijzen in de zin iets dat al bij je bekend is.
 
Martha heeft een tekening gemaakt. (Onbepaald)
De tekening hangt nu op onze keukendeur. (Bepaald)

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen lidwoorden
  • Geen lidwoord wanneer het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: 
  •  Het regent vandaag de hele dag.
  • Het is al laat.
  • Geen lidwoord wanneer je het uitspreekt als 1 : 
  • Één van die drie jongens heeft de fiets kapot gemaakt.

Slide 8 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Slide 9 - Slide

Mensen

Slide 10 - Slide

Planten en bomen

Slide 11 - Slide

Dieren

Slide 12 - Slide

Voorwerpen 

Slide 13 - Slide

Een verschijnselen ( De zuurstof of een zonnestraal.)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

EEN zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord
Het paard, de fiets, de boom, het zusje, de lucht.

Zelfstandige naamwoorden in het meervoud hebben altijd het lidwoord De ervoor staan.

Als ik het zelfstandig naamwoord in de zin zoek, zoek ik eerst naar het lidwoord en dan vind ik het daaraan gekoppelde zelfstandig naamwoord.

Slide 16 - Slide

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 17 - Quiz

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een lidwoord?
timer
0:20
A
Wat iemand kan
B
de, het, een
C
namen en mensen
D
Wie of wat

Slide 18 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 19 - Slide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 20 - Slide

Evaluatie
Wat heb je geleerd deze les?
Kan je benoemen wat je hebt geleerd.
Hoe vond ik de les?

Slide 21 - Slide

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord
Er staat een rode fiets voor het groene hek.

Het bijvoeglijk naamwoord staat altijd tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.

Slide 22 - Slide